oefenen lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 6

Unit Den Haag: hofstad, geen hoofdstad

Pak je schrift en pen en je mapje (folder)

Spel (game)

Vind iemand die ...

Find someone who...

Feedback

What feedback can you give me?

What do you need from me to be able to learn?

What activities would you like more/less of? 

Which methods of learning do you prefer? Individual, pairs, group?

Any specific topics that you want to know more about?

Wat doen we vandaag?

spel

feedback

oefenen met IB past paper reading

verder met quiz

Inquiry questions

Hoe ziet het lezen DP1 SL assesment eruit?

What does a reading DP 1 SL assesment look like?

Welke text types worden gebruikt?

What type of texts are used?

Hoe zien de vragen eruit?

What do the questions look like?

task lezen en vragen beantwoorden

Ga naar files in MB en op het text file. Lees tekst 1. 

Beantwoord de vragen in vragen file.

Go to files in MB and open the text file. Read text 1. 

Answer the questions (copy).

Tekst conventies interview 

•Is een weergave (way of displaying) van een realistisch gesprek

het interview is embedded niet transcribed.

•Heeft een relevante kop/titel

•Heeft een introductie en een conclusie

•Heeft een vraag- en antwoordstructuur die laat zien welke spreker wat gezegd heeft

Tekst conventies interview

register past bij de geïnterviewden

Registers vary because the language is used for different purposes, in different contexts and for different audiences. For example, there is a legal register, a register of advertising, registers of banking and a register of weather forecasting.

Zet de zin in het enkelvoud.

De tomaten zijn rood.

1. De tomaten zijn groen.
2. De tomaat heeft rood.
3. De tomaat is rood.

Vul het participium in.

Het water in de gracht is ..... (bevriezen)

1. bevriest
2. bevroor
3. bevroren
4. bevriezt

Vul het participium in.
Hij heeft 10 kilometer (zwemmen)

1. gezwemd
2. gezwommen
3. gezwemmen
4. gezwammen

Vul het participium in.
Hij heeft een brief (schrijven)

1. geschrijft
2. geschrijven
3. schreef
4. geschreven

Vul het werkwoord in.
Door veel te reizen, (verbreden) je je horizon.

1. verbreedt
2. verbreed
3. verbreden
4. verbreet

Vul het werkwoord in.
De nieuwe politieke partij (toetreden) tot de Tweede Kamer.

1. treedt toe
2. treed toe
3. treet toe
4. toetreden

Maak de verleden tijd (past tense)

Hij loopt naar huis.

1. Hij loopte naar huis.
2. Hij liep naar huis.
3. Hij is naar huis gelopen.