Oefentoets PW U1

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Lundi 14 octobre
Les objectifs de l'unité 1 :
- Je kunt être en avoir in de tegenwoordige tijd (présent), passé composé en imparfait vervoegen;
- Je kunt werkwoorden in -er in de tegenwoordige tijd (présent) en passé composé  vervoegen;
- Je kunt werkwoorden in -er, -ir en -re in de passé composé vervoegen; sommige met avoir, sommige met être als hulpwerkwerkwoord; 
- Je kunt het persoonlijk voornaamwoord met nadruk vertalen;
- Je kunt woorden en zinnen uit U1 vertallen (FR-NL/ NL-FR);
- Je kunt een tekst begrijpen en vragen erover antwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Exercice 1
Je kunt être en avoir in de tegenwoordige tijd (présent), passé composé en imparfait vervoegen:

Vul de zinnen aan met de juiste vervoeging van être of avoir.

Slide 3 - Diapositive

(Jullie hebben) deux amis au Suriname.

Slide 4 - Question ouverte

(Wij zijn geweest) à Paris

Slide 5 - Question ouverte

(Jij hebt gehad) une super note !

Slide 6 - Question ouverte

(Zij was) en vacances en France

Slide 7 - Question ouverte

Exercice 2
Je kunt werkwoorden in -er in de tegenwoordige tijd (présent) en passé composé vervoegen.

Vul de juiste vormen in van onderstaande (regelm.) werkwoorden op -ER

Slide 8 - Diapositive

(Hij denkt) à ses vacances
manger I voyager I penser

Slide 9 - Question ouverte

(Jij hebt gegeten) des brocolis
manger I voyager I penser

Slide 10 - Question ouverte

(Ik vraag) une question à Iglas.
gouter I demander I manger

Slide 11 - Question ouverte

Exercice 3
Je kunt werkwoorden in -er, -ir en -re in de passé composé vervoegen; sommige met avoir, sommige met être als hulpwerkwerkwoord.

Vul de passé composé in van het gegeven werkwoord. 

Slide 12 - Diapositive

Vous ... ..... dans la mer (nager)

Slide 13 - Question ouverte

Ecrin et Ruveysa ... ... à Paris (aller)

Slide 14 - Question ouverte

Omar et Tarandeep ... ... en France (partir)

Slide 15 - Question ouverte

Brittney et son amie ... ... dans la classe (venir)

Slide 16 - Question ouverte

Exercice 4
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord met nadruk vertalen;

Vul de zin aan. Gebruik het persoonlijk voornaamwoord met nadruk

Slide 17 - Diapositive

C'est ton livre ? C'est à ... (jou) ?

Slide 18 - Question ouverte

Tu manges une pizza avec (hem) ?

Slide 19 - Question ouverte

Exercice 5
Je kunt woorden en zinnen uit U1 vertallen (FR-NL/ NL-FR)

Onderdeel A: Vertaal in het Nederlands (13 woorden)
Onderdeel B: Vertaal in het Frans (19 woorden)
Onderdeel C: Vertaal in het Frans (5 zinnen)



Slide 20 - Diapositive

la pluie

Slide 21 - Question ouverte

vergeten

Slide 22 - Question ouverte

Ik eet niets

Slide 23 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Boek
Quizlet
Online methode: diagnotische toets

Slide 24 - Diapositive