les 46 verwijswoorden

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom

1. Terugblik vorige les
2. Doel
3. Uitleg: verwijswoorden
4. Aan de slag
5. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 3 - Diapositive

Wat is 'zijn' in deze zin: "Ik vind zijn schoenen heel mooi."
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Quiz

Vul in: "Ik vind ... erg aardig en ik vind ... moeder ook erg aardig."

Slide 5 - Question ouverte

Kun je al iets vertellen over het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

'Deze' en 'die' verwijzen naar...
A
De-woorden
B
Het-woorden

Slide 15 - Quiz

'Dit' en 'dat' verwijzen naar...
A
De-woorden
B
Het-woorden

Slide 16 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin: "Er zijn vijf puppy's geboren. Die drinken nu melk bij hun moeder."

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin: "Fatima heeft een gouden armbandje. Dit draagt ze elke dag."

Slide 18 - Question ouverte

Vul in: "Als er een keukenbrandje is ontstaan, blus je .... met een brandblusser."

Slide 19 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Wat?
Afmaken les 45 opdracht 1 t/m 10.
Les 46, maken vraag 1 t/m 9 op blz. 96 en 97.
Hoe?
Lees nog een keer de uitleg op blz. 96.
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar? 
Stillezen of verder met de werkbladen.

Slide 20 - Diapositive

Wat is hier géén verwijswoord ?
A
de
B
deze
C
die
D
dat

Slide 21 - Quiz

Welk verwijswoord?
Het huis.
A
dit en dat
B
die en deze

Slide 22 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Verwijst naar mensen, dieren, dingen, begrippen en verschijnselen
Geeft bezit aan. Je kunt zien dat iets van iemand is.
Wijst iemand of iets aan. 

Slide 23 - Question de remorquage