SP_PA2_PH3_Herhaling

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

¡Hola!

- Aprender el Imperativo (Gebiedende wijs) (R, T1)

- Hacer ejercicios (Oefenen) (T1)

Objetivo (doel):

- Ik kan de gebiedende wijs gebruiken

¿Qué vamos a hacer hoy?

Combineer de Spaanse woorden met de juiste vertaling in het Nederlands

nadar

practicar

el entrenamiento

el jugador

al día

el equipo

zwemmen

beoefenen

de training

de speler

per dag

de team

Combineer de Spaanse woorden met de juiste vertaling in het Nederlands

Los ojos

el pelo rubio

largo

corto

el pelo

las gafas

de ogen

het blonde haar

lang

kort

het haar

he bril

Mannelijke vorm	Vrouwelijke vorm
alt o	alt a
baj o	baj a
inteligent e	inteligent e
azul -	azul -

voor het meervoud voeg een "s" toe!

[of "es" als het woord eindigt met een medeklinker]

Los adjetivos - Bijvoeglijke voornaamwoorden

BN = Hoeveelheid

much o	much a	veel
poc o	poc a	weinig
demasiad o	demasiad a	te veel
medi o	medi a	halve
otr o	otr a	andere

voor het meervoud voeg een "s" toe!

Wat is de kleur van je ogen?
Tengo los ojos...

Wat is de kleur van je haar?
Tengo el pelo...

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

practica - deportes - demasiados

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

media - mañana - una

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
Mi mama tiene poco trabajo.

1. Mi mama
2. poco
3. tiene
4. trabajo

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
No tengo mucha ropa

1. No
2. mucha
3. tengo
4. ropa

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Los niños tienen demasiados juguetes.

1. Los niños
2. tienen
3. demasiados
4. juguetes

Kies de juiste vorm van de Imperativo
descansar / tú

1. descansas
2. descanse
3. descanso
4. descansa

Kies de juiste vorm van de Imperativo
escribir / vosotros

1. escribe
2. escribid
3. escriben
4. escriba

Kies de juiste vorm van de Imperativo
ganar / vosotros

1. ganad
2. gana
3. gane
4. ganes

Kies de juiste vorm van de Imperativo
beber/ tu

1. bebes
2. bebe
3. beben
4. beban

Kies de juiste vorm van de Imperativo
cantar/ tú

1. cante
2. canta
3. canten
4. cantan

Kies de juiste vorm van de Imperativo
vivir/ tu

1. viven
2. vivan
3. viva
4. vive

Chicos, ¿(poder)____jugar fútbol?

Mis amigos (poder)___jugar en un equipo de fútbol.

Esta noche yo no (poder)____ir al cine.

Mañana nosotros (poder)___jugar un partido de baloncesto.

Wederkerende werkwoorden

Yo	me	pong o
Tú	te	vist es
El	se	compr a
Nosotros	nos	pon emos
Vosotros	os	vest ís
Ellas	se	compr an

Kies het juiste wederkerende voornaamwoord.
Yo ... compro

1. me
2. te
3. se
4. nos

Kies het juiste wederkerende voornaamwoord.
Tú ... compras

1. os
2. te
3. se
4. nos

Kies het juiste wederkerende voornaamwoord.
Nosotros ... ponemos el uniforme

1. os
2. te
3. se
4. nos

Kies het juiste wederkerende voornaamwoord.
Ellos ... visten bien.

1. os
2. te
3. se
4. nos

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

¡Hasta la próxima!