Examentraining 1918-1939

Het Interbellum (1918-1939)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Het Interbellum (1918-1939)

Slide 1 - Diapositive

Tijdens de Kristallnacht in 1938 werden in heel Duitsland veel Joodse bezittingen vernield en Joden vermoord. Deze nacht wordt gezien als één van de belangrijkste gebeurtenissen van de Jodenvervolging in Duitsland vóór de Tweede Wereldoorlog.
Hieronder staan drie gebeurtenissen die de Kristallnacht mogelijk hebben gemaakt.

Zet de drie gebeurtenissen in de juiste volgorde, 
van vroeger naar later.
1
2
3
Duitsland wordt een totalitaire dictatuur.
De NSDAP wint de verkiezingen.
De rassenwetten worden ingevoerd.

Slide 2 - Question de remorquage

Hieronder staan vijf uitspraken over economie.

Welke twee uitspraken horen bij de economie van de Sovjet-Unie in de periode 1930-1940? Schrijf alleen de nummers op.
Economie van de Sovjet-Unie in de periode 1930-1940
De productie wordt vastgesteld door een plan van de regering.
De regering bepaalt de prijs van een aantal belangrijke producten.
Het aanbod van goederen wordt bepaald door de vraag van de
consument.
Het doel van productie is het maken van winst.
Natuurlijke hulpbronnen, zoals olie, zijn in handen van privébedrijven.

Slide 3 - Question de remorquage

Hieronder staan vier uitspraken die te maken hebben met Duitsland.
Geef per uitspraak aan of die wel of niet een direct gevolg was van het Dawesplan.
Niet een direct gevolg was van het Dawesplan.
Wel een direct gevolg was van het Dawesplan.
Duitsland leent geld van de Verenigde Staten om de economie op
gang te helpen.
Duitsland mag geen lid van de Volkenbond worden.
Duitsland wordt opgedeeld in vier bezettingszones.
Duitsland zet de herstelbetalingen stop om de economie op gang te
helpen.

Slide 4 - Question de remorquage


In het Verdrag van Versailles stond dat Duitsland een gebied aan de grens moest demilitariseren. Er mochten geen Duitse soldaten meer aanwezig zijn in dat gebied.

Welk gebied moest worden gedemilitariseerd?
A
gebied 1
B
gebied 2
C
gebied 3
D
gebied 4

Slide 5 - Quiz


In 1929 ontstond er een economische wereldcrisis. Vooral Duitsland werd zwaar getroffen en miljoenen mensen verloren hun baan. De volgende gebeurtenissen in de Verenigde Staten speelden hierbij een rol:

1. Banken gingen failliet doordat leningen niet meer terugbetaald konden worden.
2. De aandelenkoersen daalden enorm.
3. Financiële hulp aan Duitsland werd stopgezet.

Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen die geleid hebben tot een hoge werkloosheid in Duitsland?
A
1 → 2 → 3 → hoge werkloosheid in Duitsland
B
1 → 3 → 2 → hoge werkloosheid in Duitsland
C
2 → 1 → 3 → hoge werkloosheid in Duitsland
D
2 → 3 → 1 → hoge werkloosheid in Duitsland

Slide 6 - Quiz


De manier waarop de volksvertegenwoordiging wordt gekozen, wordt kiesstelsel genoemd.

Bij welk kiesstelsel past de bron? 
En om welke reden past de bron bij het kiesstelsel?
A
kiesstelsel: districtenstelsel reden: Er kan gekozen worden uit meerdere kandidaten op een lijst van de partij.
B
kiesstelsel: districtenstelsel reden: Er kan gestemd worden op één kandidaat.
C
kiesstelsel: evenredige vertegenwoordiging reden: Er kan gekozen worden uit meerdere kandidaten op een lijst van de partij.
D
kiesstelsel: evenredige vertegenwoordiging reden: Er kan gestemd worden op één kandidaat.

Slide 7 - Quiz


Enkele jaren na de ondertekening van het Verdrag van Versailles pleegt Hitler een staatsgreep. Daarbij spelen de volgende drie situaties een rol:

1. De Duitse regering doet niets om de ontwikkeling in de bron te stoppen.
2. De Duitse regering voldeed niet aan de herstelbetalingen.
3. Het Franse leger bezet het Ruhrgebied, een belangrijk deel van Duitsland.

Wat is de juiste tijdsvolgorde van deze situaties?
A
Verdrag van Versailles → 1 → 2 → 3 → staatsgreep van Hitler
B
Verdrag van Versailles → 2 → 3 → 1 → staatsgreep van Hitler
C
Verdrag van Versailles → 3 → 1 → 2 → staatsgreep van Hitler

Slide 8 - Quiz


Welk begrip hoort bij de bron?
A
aanpassingspolitiek
B
gelijkschakeling
C
propaganda
D
werkverschaffing

Slide 9 - Quiz


Is het waarschijnlijk dat deze spotprent in 1939 is verschenen in een Duitse krant?
A
Ja, want door de censuur werd de publicatie van spotprenten over deze twee politieke leiders goedgekeurd.
B
Ja, want door de propaganda mochten er weer spotprenten worden gepubliceerd.
C
Nee, want door de censuur mochten er geen spotprenten over deze twee politieke leiders worden gepubliceerd.
D
Nee, want door de propaganda werd de publicatie van alle spotprenten verboden.

Slide 10 - Quiz


In 1932 was er in Oekraïne sprake van een ernstige hongersnood. Oekraïne was op dat moment onderdeel van de Sovjet-Unie. De oorzaak van de hongersnood was een misoogst als gevolg van het communistische systeem. Ook waren de boeren verplicht om het weinige graan aan de overheid te leveren. Die verkocht het aan het buitenland. De misoogst heeft te maken met een kenmerk van het communisme. De verkoop van het graan past bij een regeringsvorm.

Welke combinatie van kenmerk en regeringsvorm hoort bij de Sovjet-Unie?
A
kenmerk van communisme: collectivisatie regeringsvorm: democratie
B
kenmerk van communisme: collectivisatie regeringsvorm: dictatuur
C
kenmerk van communisme: indoctrinatie regeringsvorm: democratie
D
kenmerk van communisme: indoctrinatie regeringsvorm:democratie

Slide 11 - Quiz


In 1933 werd door de nieuwe Duitse regering een nieuw radiotoestel geïntroduceerd: de Volksradio. Er was bewust gekozen voor een goedkope radio. Met deze Volksradio kon alleen naar Duitse zenders worden geluisterd.

Welk begrip past bij de introductie van de goedkope Volksradio? 
En welk begrip past bij de ontvangst van alléén Duitse zenders?
A
introductie goedkope Volksradio door de nieuwe regering: propaganda alleen Duitse zenders kunnen ontvangen worden: indoctrinatie
B
introductie goedkope Volksradio door de nieuwe regering: propaganda alleen Duitse zenders kunnen ontvangen worden: persoonsverheerlijking
C
introductie goedkope Volksradio door de nieuwe regering: terreur alleen Duitse zenders kunnen ontvangen worden: indoctrinatie
D
introductie goedkope Volksradio door de nieuwe regering: terreur alleen Duitse zenders kunnen ontvangen worden: persoonsverheerlijking

Slide 12 - Quiz


Een omschrijving:
De leden van deze nazi-organisatie stonden ook wel bekend als bruinhemden. Zij moesten de partijbijeenkomsten beschermen tegen politieke tegenstanders. Zij vormden knokploegen tegen Joden, communisten en andere tegenstanders van Hitler.

Welke organisatie wordt omschreven?
A
Gestapo
B
NSDAP
C
SA
D
SS

Slide 13 - Quiz


Welke gebieden worden aangegeven met de nummers 1 tot en met 8? Dat zijn gebieden die Duitsland
A
heeft veroverd in de periode 1933-1939.
B
heeft veroverd tijdens de Eerste Wereldoorlog.
C
moest afstaan door het Verdrag van Versailles.
D
moest afstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Slide 14 - Quiz


In de prent is een mening te herkennen over het Verdrag van Versailles. Welke mening is te herkennen in de prent?
A
De politieke leiders helpen Duitsland om de vredesvoorwaarden te accepteren.
B
De politieke leiders leggen Duitsland zonder te onderhandelen zware vredesvoorwaarden op.
C
Duitsland voelt zich schuldig over de oorlog en accepteert de zware vredesvoorwaarden.
D
Duitsland wil doorvechten en accepteert daarom de vredesvoorwaarden niet.

Slide 15 - Quiz


In het Verdrag van Versailles stond dat Duitsland een gebied aan de grens moest demilitariseren. Er mochten geen Duitse soldaten meer aanwezig zijn in dat gebied.

Welk gebied moest worden gedemilitariseerd?
A
gebied 1
B
gebied 2
C
gebied 3
D
gebied 4

Slide 16 - Quiz


Welke verkiezingsposter hoort bij de politieke partij van Anton Mussert?
A
poster 1
B
poster 2
C
poster 3
D
poster 4

Slide 17 - Quiz


In de spotprent komt een mening naar voren over de aanpak van de economische crisis door de Nederlandse regering.

Welke mening over de aanpak van de economische crisis is in de tekening te herkennen?
A
een negatieve mening, want de werklozen verdedigen zichzelf tegen de maatregelen van Colijn
B
een negatieve mening, want er wordt niet genoeg geld besteed aan de bestrijding van de werkloosheid
C
een positieve mening, want Colijn wordt afgebeeld als een sterke leider die de werkloosheid zal verslaan
D
een positieve mening, want er wordt zestig miljoen besteed om de werkloosheid te bestrijden

Slide 18 - Quiz


De Republiek van Weimar bestond tussen 1919 en 1933. Op de montagefoto staan de verschillende mannen die na elkaar een regering hebben geleid.

Welke conclusie over de Republiek van Weimar is juist?
A
De democratie was niet stabiel, omdat de Duitse keizer steeds nieuwe regeringen goedkeurde.
B
De democratie was niet stabiel, omdat er veel verschillende regeringen zijn geweest.
C
De democratie was stabiel, omdat de bevolking uit veel regeringsleiders kon kiezen.
D
De democratie was stabiel, omdat de macht door veel verschillende personen werd gedeeld.

Slide 19 - Quiz


In 1933 werd in Duitsland het concentratiekamp Dachau opgericht. Welke groepen werden in de periode 1933-1939 in het kamp gevangen gezet?
A
Duitse Joden en Nederlandse verzetsstrijders
B
Duitse Joden en politieke tegenstanders van de nazi’s
C
Russische krijgsgevangenen en Nederlandse verzetsstrijders
D
Russische krijgsgevangenen en politieke tegenstanders van de nazi’s

Slide 20 - Quiz


Tussen 1920 en 1930 pleegde Hitler een staatsgreep. Dat was onder andere een gevolg van de slechte economische situatie die op dat moment voor veel onrust zorgde. De staatsgreep mislukte.
In welk jaar vond deze staatsgreep plaats? En welke omschrijving van de economische situatie past bij dat jaar?
A
1923 inflatie in Duitsland
B
1923 wereldwijde economische crisis
C
1929 inflatie in Duitsland
D
1929 wereldwijde economische crisis

Slide 21 - Quiz


Welke organisatie van de nazi’s had in de periode 1921-1933 als belangrijkste opdracht partijbijeenkomsten te bewaken en politieke tegenstanders te bedreigen?
A
Gestapo
B
NSDAP
C
SA
D
SS

Slide 22 - Quiz


Welke begrippen passen bij het dagboekfragment?
A
censuur en persoonsverheerlijking
B
censuur en zuiveringen
C
showprocessen en persoonsverheerlijking
D
showprocessen en zuiveringen

Slide 23 - Quiz