hfst 12.1 stroom en spanning

stroom en spanning
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

stroom en spanning

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Gesloten stroomkring
  • In een stroomkring zitten altijd een bron, geleiders en een verbruiker.
  • Wanneer een toestel in werking is, is de stroomkring gesloten.*
  • Een schakelaar kan een stroomkring makkelijk in- een uitschakelen.

Slide 3 - Diapositive

Een schakelaar

Slide 4 - Diapositive

Gewone schakelaar
Drukschakelaar

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

De stroomrichting
  • Een accu van een auto heeft 6 cellen die elk 2V leveren.  Totaal 12V.
  • Een accu heeft een vaste + en een - → gelijkspanning.
  • Stroom loopt van + → -
  • + pool → hier komt de stroom vandaan.
  • - pool → daar loopt de stroom naartoe. *
  • Opletten hoe je bepaalde onderdelen aansluit.

Slide 7 - Diapositive

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!


Slide 8 - Diapositive

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!

Led: 
  • is een diode die licht uitzendt
  • Light-Emitting Diode

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Diode en LED
  • Een diode is een schakelonderdeel.
  • Deze laat de stroom maar in 1 richting door.
  • Doorlaatrichting → weerstand klein.
  • Sperrichting → weerstand groot. *
  • LED is een diode die licht geeft.

Slide 11 - Diapositive

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

Een iPhone 13 batterij heeft een capaciteit van 3.722 mAh 

Slide 12 - Diapositive

Capaciteit:
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij.
  • Wordt opgegeven in Ah (Ampére-uur) 
  • Batterijen hebben kleine capaciteit => mAh (milli-Ampére-uur)
  • 2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van 
       1 000 mAh
C=It
C = capaciteit [Ah]
I = Stroomsterkte [A]
t = tijd [h]

Slide 13 - Diapositive

Capaciteit
  • = de tijd die een accu een bepaalde hoeveelheid energie kan leveren.
  • Uitgedrukt in Ampère uur (Ah) of milliampère uur (mAh).
  • 60Ah → gedurende 1h kan deze accu 60A aan stroom leveren. *
  • capaciteit = stroomsterkte x tijd
C=It
De formule moet je ook kunnen omvormen!

Slide 14 - Diapositive

Capaciteit
 



Symbool: C
Eenheid: Ah (Ampère-uur) of mAh (milli Ampère-uur)
C=It
Capaciteit=stroomsterktetijd

Slide 15 - Diapositive

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Slide 16 - Diapositive

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Gegevens:
  • C = 3600 mAh = 3,6 Ah
  • t = 1,5 h
Gevraagd:
  • I = ? A
Formule:
  • C = I x t  =>  I = C : t
Uitwerking:
  • I = 3,6 : 1,5 = 2,4 A
Antwoord:
  • De stroomsterkte is 2,4 A

Slide 17 - Diapositive

Een leeslampje kan 20 uur werken op één batterij van 1600 mAh.

Bereken de stroomsterkte door het lampje.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 18 - Diapositive

Elektrisch vermogen
  • = de hoeveelheid elektrische energie die een toestel per seconde opneemt.
  • Recht evenredig met spanning en stroomsterkte.
  • Eenheid = Watt.
  • vermogen (W) = spanning (V) x stroomsterkte (A)
P=UI
De formule moet je ook kunnen omvormen!

Slide 19 - Diapositive

Paspoort: Vermogen
  • Grootheid: Vermogen.
  • Symbool: P
  • Eenheid: Watt
  • Afkorting van de eenheid: W
  • Vermogen van 250 Watt
  • P=250 W

Slide 20 - Diapositive

Energie en vermogen
  • Formule van elektrisch vermogen wordt vaak samen gebruikt met de formule van elektrische energie.
  • elektrische energie (J) = vermogen (W) x tijd (s) *
  • In de volgende oefening zullen we beiden combineren.
P=UI
E=Pt

Slide 21 - Diapositive

Liam heeft een proef uitgevoerd met een ventilator uit een computer. Als de ventilator op de juiste spanning (4,3 V) werkt, geeft de stroommeter een stroomsterkte aan van 48 mA.

Bereken hoeveel elektrische energie de ventilator in één minuut verbruikt.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 22 - Diapositive

Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 

"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)

Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom 
(ALTIJD IN SERIE)

Kleine 
stroom
Grote
stroom

Slide 23 - Diapositive

Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren. 

Het symbool voor spanning is U
De eenheid is volt (V).

Stopcontact heeft een spanning van 230 V

Spanning meet je met een voltmeter 
(ALTIJD in PARALLEL)
Hoge 
spanning
Lage
spanning

Slide 24 - Diapositive

stroom en spannings
meter

De stroommeter, ook wel ampèremeter, wordt altijd in serie geschakeld

De spanningsmeter, of voltmeter altijd parallel

Slide 25 - Diapositive

Gelijkspanning/wisselspanning
Gelijkspanning (DC): 
  • de spanningsbron heeft een + en - pool. 
  • De stroom loopt van + naar -. 

Wisselspanning (AC): 
  • de spanningsbron heeft geen specifieke polen. 
  • De polen wisselen 50 maal per seconde, dus 50 Hz. 

Slide 26 - Diapositive


Vera wilt het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
a) Teken de schakelschema die Vera moet maken.

b) Nadat Vera de schakeling heeft afgemaakt, kijkt ze op de beide meters (afbeelding 14).
Noteer hoe groot de spanning en de stroomsterkte zijn.

Slide 27 - Diapositive


Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Slide 28 - Diapositive

Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Gegevens:
  • U = 9,0 V   ;   I = 0,22 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking:
  • P = 9 x 0,22 = 2,0 W
Antwoord:
  • Het vermogen is 2,0 Watt

Slide 29 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 30 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegevens:
  • U = 6 V   ;   I = 2 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking/antwoord:
  • P = 6 x 2 = 12 W    
  • Het vermogen van het lampje is 12 W
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 31 - Diapositive

Formule's en begrippen:

Stroomsterkte
  • Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 
Spanning 
  • Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen van de spanningsbron 
Vermogen
  • De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt 
Capaciteit
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=It
P=UI

Slide 32 - Diapositive