3.1 Wat zijn de kosten?
1 / 22
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke ondernemerskwaliteiten herken jij bij jezelf?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Lien
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Bereken de afschrijving per jaar.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 8 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven. Ze krijgt € 1.000 voor haar oude auto terug.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven. Ze krijgt € 1.000 voor haar oude auto terug.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Is de kostprijs ook de prijs die de klant betaald? Leg uit
Slide 12 - Question ouverte
Bereken de kostprijs voor een autoband
Vaste kosten € 7,5 miljoen
Variabele kosten € 2 miljoen
Aantal autobanden 100.000 stuks
Wat is de kostprijs
Vaste kosten € 7,5 miljoen
Variabele kosten € 2 miljoen
Aantal autobanden 100.000 stuks
Wat is de kostprijs
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Bereken de
consumentenprijs:
De inkoopprijs is €7,50
consumentenprijs:
De inkoopprijs is €7,50
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Bereken de BTW uit de consumentenprijs. Het percentage is 9%. Consumentenprijs: €188,00
Slide 17 - Question ouverte
Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig.
productiefactoren nodig.
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Slide 18 - Question de remorquage
Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Sondage
Geef aan of het gaat om vaste of een variabele kosten.
Vaste kosten
Variabele kosten
Verpakkingskosten
Transportkosten
Huisvestingskosten
Verzekeringskosten
Grondstofkosten
Inkoopkosten
