Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Chris wil graag een huis huren en heeft een leuk huisje gevonden in Zwolle. Hij moet € 825 per maand aan huur betalen. Heeft Chris recht op huurtoeslag?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
De huurwoning van Peter is toe aan onderhoud. Het huis heeft een lekkage en heeft een nieuw dak nodig. Wie moet deze kosten betalen?
A
de huurder
B
de verhuurder
Slide 3 - Quiz
In welk document staan de gemaakte afspraken tussen de huurder en verhuurder?
Slide 4 - Question ouverte
Een huurwoning met een maandelijkse huurprijs van € 815 behoort tot de
A
Vrije sector
B
Sociale huurwoning
Slide 5 - Quiz
Annelies biedt € 190.000 op het huis.Hoeveel zijn de bijkomende kosten in procenten van de aankoopprijs?
Slide 6 - Question ouverte
Met wie neem je contact op als je een huis wilt bezichtigen?
A
Verkoper
B
Hypotheekverstrekker
C
Makelaar
D
Eigenaar van www.funda.nl
Slide 7 - Quiz
Welk soort belasting betaal je als je een huis koopt?
A
BTW
B
Accijns
C
Overdrachtsbelasting
D
Omzetbelasting
Slide 8 - Quiz
Wat is een ander woord voor transportakte?
A
Voorlopig koopovereenkomst
B
Definitieve koopovereenkomst
Slide 9 - Quiz
Waaruit bestaat een maandelijks hypotheekbedrag?
A
Aflossing
B
Rente
C
Aflossing en rente
Slide 10 - Quiz
Wat betekent Kadaster?
Slide 11 - Question ouverte
In het jaar 2019 betaal je voor een gemiddelde huis € 302.157. In het jaar 2015 was dat nog gemiddeld € 230.194.
Bereken met hoeveel procent de huizenprijzen zijn gestegen. Rond af op een decimaal.
Slide 12 - Question ouverte
Evert krijgt een taxatieverslag van zijn woning toegestuurd door de gemeente. De gemeente heeft de woning op € 182.000 getaxeerd en vraagt 0,1085% per jaar aan belasting over dit bedrag.
Hoeveel onroerendezaakbelasting betaalt hij in een jaar (afronden op euro’s naar beneden)?
Slide 13 - Question ouverte
Sjoerd heeft een hypotheek op zijn huis. Hij heeft gekozen voor een variabel rentepercentage en dus niet voor een rentevaste periode.
In welke situatie heeft hij voordeel van deze beslissing? Kies uit onderstaande mogelijkheden:
A
als de huizenprijzen dalen
B
als de huizenprijzen stijgen
C
als de rentepercentages van de hypotheken dalen
D
als de rentepercentages van de hypotheken stijgen
Slide 14 - Quiz
Marlies kan kiezen uit verschillende soorten hypotheek. Ze kiest voor een hypotheek waarbij de aflossing elke maand gelijk is en de rente steeds afneemt. Hoe noemen we deze hypotheekvorm?
Slide 15 - Question ouverte
De kozijnen van het huis dat Sjoerd huurt moet binnenkort vervangen worden.
Wie betaalt deze kosten?
A
Huurder
B
Verhuurder
Slide 16 - Quiz
Welke woonlasten horen bij huurwoning? En welke bij koopwoning?
Huurwoning
Koopwoning
Huur
Hypotheeklasten
Nieuwe dakpannen
Premie opstalverzekering
Slide 17 - Question de remorquage
Erik heeft vijf jaar geleden voor € 200.000 een huis gekocht en verkoopt vijf jaar later het huis met 40% winst. Hij heeft € 25.000 afgelost op zijn hypotheek van € 200.000. Erik heeft inmiddels een ander huis gekocht voor € 340.000.
Hoeveel moet Erik van de bank nog lenen om het huis te kunnen kopen?
Slide 18 - Question ouverte
Ron moet 2,75 ‰ van de waarde betalen als premie. De waarde van zijn spullen bedraagt € 5.000 . Hoeveel moet Ron betalen aan premie? Geef de berekening.
Slide 19 - Question ouverte
Mevrouw Beuker heeft voor haar woonhuis een opstalverzekering gesloten. Het verzekerd bedrag is € 210.000. Na een brand is er een schade van € 40.000 aan het huis. De verzekeraar taxeert de herbouwwaarde van het woonhuis op € 300.000.
Bereken welk bedrag door de verzekeraar wordt vergoed? Laat je berekening zien.
Slide 20 - Question ouverte
Welke verzekering is verplicht?
A
Inboedelverzekering
B
AVP verzekering
C
Reisverzekering
D
Zorgverzekering
Slide 21 - Quiz
De familie Polder heeft een nieuw huis gekocht en ze zijn er erg blij mee. Ze moeten hun huis nog wel verzekeren. Welke verzekering moet het gezin Polder nemen, als ze hun woning willen verzekeren tegen brand- en stormschade?