Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
- chronologisch verband
- opsommend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
- voorwaardelijk verband
- redengevend verband
- oorzakelijk verband
- concluderend verband
(en meer)
Je gaat verder met Plot26 Lezen3.
Bijna iedereen heeft les 1 af. Prima! Kijk wel of je de antwoorden goed had (rode bolletjes).
Ga daarna verder met les 2.