1e: Leesvaardigheid 12

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Vandaag

- Uitleg tekstdoelen en tekstsoorten

- Nakijken huiswerk (opdr. 1 op blz. 132)

- Opdracht 2 (blz. 132-133)

Met het filmpje op de volgende slide 

Krijg je uitleg over tekstdoelen en tekstsoorten

en kijk je opdracht 1 na. 

Als het goed is, is nu helder

• Wat de vier tekstdoelen zijn
• Wat de vier tekstdoelen inhouden
• En heb je opdracht 1 nagekeken (blz. 132)

En nu

• Lees je de tekst 'Een hit in de winkel' (±5 min.)
• Maak je opdracht 2
  (±15 min.)

Klaar? Dan kun je opdracht nakijken op de volgende slides. 

Heb je de antwoorden op alle vragen genoteerd in je schrift? 

Blz. 132-133 

vraag 1 t/m 10

1.

1. Muziek
2. Welke muziek er in de winkel wordt gedraaid.
3. Muziek in de winkel
4. Onderzoeksresultaten

2. Vul je eigen antwoord in.

3. Welk antwoord heb je hier genoteerd?

4. Wat wordt er opgesomd?

1. Ook
2. Opvallende dingen
3. Opmerkelijke uitkomsten van het onderzoek
4. Onderzoeksresultaten

5. Welk tekstverband herken je?

1. Chronologisch
2. Opsommend
3. Tegenstellend
4. Toelichtend

6. Aan welk signaalwoord herken je het tekstverband?

7. Wat heb je ingevuld bij vraag 7?

8. 'Zo wordt niet aan het toeval overgelaten' betekent zoiets als er is zorgvuldige planning en voorbereiding aan vooraf gegaan.

1. Ja
2. Nee

9. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

1. Muziek Werkt heeft onderzoek gedaan naar muziek in winkels.
2. Mensen winkelen en werken prettiger bij muziek die hen een goed gevoel geeft.
3. Bekende muziek werkt beter in een winkel voor klanten.
4. Wachtrijen in winkels worden met onbekende muziek als negatief ervaren.

10. Wat is het belangrijkste tekstdoel?

1. Amuseren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Activeren.

En nu? 

• Als het goed is, heb je overal een antwoord ingevuld. Bij sommige open vragen weet je niet of je het antwoord goed hebt. Js zal je dat mailen (en bekijkt dus je antwoord!). 
  
  
• Huiswerk voor volgende week maandag
• Lees de tekst 'Bont de winkels uit' (blz. 134-135) in ± 10 min. 
• Maak vraag 3 van opdr. 3 (blz. 133)  ±5 min.