le neuf mai


Ton / Ta …







corrections 9 Voorbeeldantwoord:
  Comment déclarer son amour ? Quelques idées originales.
9 a Je pourrais te le dire de vive-voix, mais je n’ose pas.
 b Voorbeeldantwoord:
Tip 3, want je hoeft niet tegen iemand te zeggen dat je hem/haar leuk vindt, maar je kunt het opschrijven en je hoeft er niet bij te zijn als hij/zij het leest.
10 a dit geheim
b degene

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Ton / Ta …







corrections 9 Voorbeeldantwoord:
  Comment déclarer son amour ? Quelques idées originales.
9 a Je pourrais te le dire de vive-voix, mais je n’ose pas.
 b Voorbeeldantwoord:
Tip 3, want je hoeft niet tegen iemand te zeggen dat je hem/haar leuk vindt, maar je kunt het opschrijven en je hoeft er niet bij te zijn als hij/zij het leest.
10 a dit geheim
b degene

Slide 1 - Diapositive


H4    U4 L'AMOUR 


objectifs de cette semaine : 







comment écrire une annonce?  (ex 16-17 en classe)
 On en était où?  -corriger weektaak 17 /  bouts de phrases utiles ex 10
grammaire I : pronom démonstratif 11a-d
lHerhaling wederkerend werkwoord : zelfstandig / petits enfants du siècle
weektaak 19:  Aanwijzend vnw/ wederkerend ww Ex 11d et 12  / Écrire une annonce :ex 16-17 Les petits enfants du siècle  //  U4 : 11a-c/ 13-17 et 18a-d
o Apprenez le vocabulaire FN/NF d’écrire p 104


 



semaine 19/ u4.2
L'histoire du muguet, le premier mai

Slide 2 - Diapositive

Charles IX instaure la fête du muguet
Le muguet arrive en Europe au Moyen-Âge, symbolise le retour du printemps, et est même synonyme de porte-bonheur. Pour autant, la tradition que l'on connait tous aujourd'hui prend racine plus tard, à la Renaissance. À l'époque, le 1ᵉʳ mai, il était d'usage dans les campagnes d'offrir un branchage pour chasser la malédiction de l'hiver. Le 1ᵉʳ mai 1560, le roi Charles IX, en visite dans la Drôme, se voit alors offrir un brin de muguet. Séduit par cette pratique, il décide d'en offrir aux dames de sa cour l'année suivante, et le 1ᵉʳ mai devient alors la fête du muguet. 
à deux : lezen/denken-delen- uitwisselen
Lisez le texte à deux et répondez aux questions suivantes:
Quand est-ce que le muguet a-t-il été introduit en Europe?
Que signifie le mot ' porte-bonheur' en néerlandais?
Qui a instauré la fête du muguet?  C'est quand (quelle date)? 

Slide 3 - Diapositive

Nakijkvel:     Exercice 7 – mise en route ~ vocabulaire
1 zijn liefde te verklaren                    6 bestaat uit
2 overdrijven                                         7 het omslag
3 verrassen                                            8 opruimen
4 tips                                                         9 de gordijnen
5 plakken                                                10 voorwendselen
Exercice 8   1 manieren om je liefde te verklaren
2 voor mensen die op een originele manier hun liefde aan iemand willen verklaren
3   tip hoe? waar? wanneer?
1 overal briefjes ophangen slaapkamer voordat je naar school gaat   / 2 een persoonlijk liedje maken - -  / 3 een omslag maken tijdschrijft / krant -  / 4 met grote letters schrijven: ik hou van jou op de stoep tegenover zijn/haar huis vier uur in de ochtend
Exercice 9    1 B
2 Je kunt laten zien wie je bent en je kunt iemand aangenaam verrassen.
3 a avant,
 

Réponds-moi !
Ton / Ta …



 E     
3 a avant, puis, enfin
 b    volgorde
a Ga naar school. 4
b Schrijf liefdesverklaringen op kleine briefjes. 2
c Nodig degene die je leuk vindt uit. 5
d Ruim je kamer op. 1
e Hang overal liefdesverklaringen op. 3
 c rondstrooien, zaaien
4 a faux : Choisissez une chanson, romantique de préférence, qu’il ou elle aime particulièrement.
 b faux : ... si vous chantez faux, dites simplement le texte sur la musique …
 c vrai : Peut-être que vous recevrez la réponse de la même manière !   5 B, C, E
6 Het tussenkopje geeft niet de hele alinea weer maar noemt maar één van de drie manieren die worden beschreven.
7 Schrijf op de stoep tegenover zijn/haar huis in grote letters dat je van hem/haar houdt. Bel hem/haar vervolgens op.


Exercice 10 – mise en pratique
Voorbeeldantwoord
Mon cher Lucas / Ma chère Lucia,
Il y a cinq minutes, j’ai lu ton message sur le blog de l’école. Quelle belle surprise ! Moi aussi, je t’aime !!! Je t’aime depuis le premier instant où je t’ai vu(e). Tes grands yeux bleus, ton sourire splendide, tes cheveux noirs et frisés … J’aime tout de toi !
Rendez-vous au zoo de Lille ?
Réponds-moi !
Ton / Ta …











Slide 4 - Diapositive

Bij vorige weektaak stond oefening 10 : 
ex 10 : schrijf een reactie op "message personnel' van Lucas van ongeveer 40 woorden
OPDRACHT : de 3 dikgedrukte stukjes zijn BOUTS DE PHRASES UTILES : Schrijf deze stukjes over in je aantekeningenschrift en schrijf de vertaling erachter!
 
Doel : belangrijke fase schrijfvaardigheid : bruikbare zinnen/zinsdelen verzamelen om later in te kunnen zetten/ te herkennen in een vergelijkbare context (informele brief)
 Mon cher Lucas / Ma chère Lucia,
 Il y a cinq minutes, j’ai lu ton message sur le blog de l’école. 
Quelle belle surprise ! Moi aussi, je t’aime !!! Je t’aime depuis le premier instant où je t’ai vu(e). Tes grands yeux bleus, ton sourire splendide, tes cheveux noirs et frisés … J’aime tout de toi !Rendez-vous au zoo de Lille ? / Je suis désolé (e) , je ne suis pas amoureux/amoureuse de toi.  C'est que j'aime quelqu'un d'autre/ quelqu'une d'autre. Mais je te remercie pour ton message. Tu me flattes! 
Réponds-moi !
  




Slide 5 - Diapositive

Grammaire 1: le pronom démonstratif   11 a-d
1. Het aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk gebruikt, dwz : 
 gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Mannelijk enkelvoud
ce
Vrouwelijk enkelvoud
cette
Mannelijk klinker / h
cet
Meervoud
ces
ce garçon = deze jongen
cette fille = dit meisje
cet hôtel = dit hotel
ces garçons = deze jongens
ces filles = deze meisjes
In het Nederlands : 'deze, die, dit, dat'.
Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Je hebt het heel specifiek over een bepaald object. :'Ik wil die auto, ik wil dat snoepje, ik wil deze kat.' Het is direct duidelijk welke auto, snoepje of kat jij bedoelt. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

toepassing : 
stap 1 : Kijk of het zelfstandig naamwoord meervoud of enkelvoud is. 
Meervoud? Dan is het 'ces'. 
Is het enkelvoud? 

stap 2 : Kijk dan of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is. 
Vrouwelijk? dan is het 'cette'
Is het mannelijk?

stap 3 : Kijk nu of het zelfstandig naamwoord met een klinker of h begint. 
Begint het met een klinker of h? dan is het 'cet'
Geen klinker of h? Dan is het 'ce'

Slide 8 - Diapositive

2. Aanwijzend voornaamwoord zelfstandig gebruikt, dwz in plaats van een zelfstandig naamwoord
Je kunt het aanwijzend vnw ook zelfstandig gebruiken. Je gebruikt het dan in plaats van een zelfstandig naamwoord. 
Voorbeeld: 
C'est le stylo de ma mère = Het is de pen van mijn moeder
C'est celui de ma mère = Het is die van mijn moeder

C'est la voiture de ma soeur - het is de auto van mijn zus
C'est celle de ma soeur = het is die van mijn zus

Ce sont les livres (mmv) de ma cousine : ce sont ceux de ma cousine - het zijn die van mijn nicht

Slide 9 - Diapositive

Dus: het aanwijzend voornaamwoord zelfstandig gebruikt past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
Mannelijk
Vrouwelijk
Mann. mv
Vrouw. mv
celui
celle
ceux
celles

Slide 10 - Diapositive

bijvoeglijk gebruikt ; in combinatie met een ZNW
zelfstandig gebruikt : in plaats van een zelfstandig naamwoord
deze/ deze hier/ die daar etc

Slide 11 - Diapositive

Andere voorbeelden:
Je vois la fille que j'adore       =  Ik zie het meisje dat ik liefheb
Je vois celle que j'adore        = ik zie degene die ik liefheb

Quels gateaux est-ce que tu préfères? = Aan welke taarten geef jij de voorkeur?
Ceux-ci ou ceux-là ? = Deze hier of die daar?   (vgl : ici/ voici --- là-bas/ voilà)

Quelle maison est plus grande? Welk huis is groter?
Celle-ci ou celle-là? Deze hier of die daar?

Slide 12 - Diapositive

aide prépa : écrire une annonce 
Comment composer des phrases en français ?  PLAN DE CAMPAGNE 

* maak een 'lijstje' ingrediënten: woorden en werkwoorden die je zou willen gebruiken en zoek de vertalingen op van de woorden die je niet kent
NIET : een Nederlandse zin proberen te vertalen naar het Nederlands

* check of er in de opdracht of bij de opdracht 'bouts de phrases utiles' staan die je over zou kunnen nemen
* zorg ervoor dat het werkwoordelijk gezegde bij elkaar staat in het Frans 
* de werkwoorden staan bij elkaar, wat mag er allemaal bij/tussen : ontkenningen en persoonlijk voornaamwoorden en in een enkel geval een bijwoord.
* probeer nu een zin te maken : bepalingen van plaats en tijd graag helemaal voor of achteraan in de zin
* let op theorie over vraagzinnen
* check of je -e-tjes voor vrouwelijk en -s-jes voor meervoud nergens vergeet (zn/bn/evt ww)

Slide 13 - Diapositive

faites 15 a/b et 16





16 : Recopiez le texte et remplacez les mots en italique par d'autres mots.

Toi, tu as environ 16 ans, les cheveux blonds, les yeux noirs.
Moi, j'étais debout près de la porte.
Toi, tu étais assise et tu lisais un livre.
C'était le 30 août à la terrasse d'un café à Paris.
Tu portais une robe blanche.
On a échangé quelques mots.
Tu m'as dit que tu venais d'Amsterdam.
On n'a malheureusement pas échangé nos numéros de téléphone.

LET OP : opdracht 17 bereiden we gedeeltelijk samen voor; mbv de volgende slides.
17 : Je hebt een leuke jongen/meisje ontmoet in de metro en kunt hem/haar niet vergeten. Je plaatst een oproep op de website van de RATP (metro parisien) van 80! woorden
Verwerk in je oproep de volgende punten:
Vertel waar en wanneer jullie elkaar hebben gezien.
Schrijf wat jullie aan het doen waren.
Beschrijf jezelf en de persoon die je hebt gezien.
Zeg dat je hoopt dat jullie elkaar weer zullen zien.




Écrire une annonce,
on combine 16/17.
Doen we samen, mondeling. Notez au cahier!

Slide 14 - Diapositive

Vertel waar en wanneer jullie elkaar hebben gezien.
(je schrijft naar RATP dus op station/ in de trein o.i.d.)
check plan de campagne!

Slide 15 - Carte mentale

zelfde als vorige slide, maar dan als open vraag :

Schrijf wat jullie aan het doen waren.

Slide 16 - Question ouverte

zie bouts de phrases utiles en slide 14/ denk aan plan de campagne

Beschrijf jezelf en de persoon die je hebt gezien.

Slide 17 - Question ouverte

Hierbij nogmaals (heel) opdracht 17. Schrijf met behulp van de vorige slides  in je werkboek een zo goed mogelijke advertentie van 80 woorden. 80 woorden zijn er best veel. 

Denk te allen tijde aan het PLAN DE CAMPAGNE  : stap voor stap en zorg dat je vanuit het Frans schrijft en geen Nederlandse zinnetjes vertaalt.


17 : Je hebt een leuke jongen/meisje ontmoet in de metro en kunt hem/haar niet vergeten. Je plaatst een oproep op de website van de RATP (metro parisien) van 80! woorden
Verwerk in je oproep de volgende punten:
Vertel waar en wanneer jullie elkaar hebben gezien.
Schrijf wat jullie aan het doen waren.
Beschrijf jezelf en de persoon die je hebt gezien.
Zeg dat je hoopt dat jullie elkaar weer zullen zien.




Slide 18 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden. 
wederkerende werkwoorden : werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kan worden.


        Ik was me                                           Je  me lave                  

Slide 19 - Diapositive

Les verbes pronominaux
In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. 

Ik herinner me

Slide 20 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Maar in het Frans gaat het wederkerend voornaamwoord VOOR het werkwoord. 
 
Ik herinner me                                            Je me souviens

zich herinneren                                                    se souvenir 

Slide 21 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 22 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je
m'
Je m'amuse
Ik amuseer me
Tu
t'
Tu t'amuses
Je amuseert je
Il / Elle / On 
s'
On s'amuse
Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles
s'
Ils s'amusent
Zij amuseren zich

Slide 23 - Diapositive

Les verbes pronominaux
- In het Frans : Onderwerp + voornaamwoord + werkwoord 

- Dezelfde uitgangen voor regelmatige werkwoorden op -er, -ir en -re

- De laatste 'e' van het voornaamwoord gaat weg als het werkwoord met een klinker begint  

Slide 24 - Diapositive

Vul in
"Je (...) souviens" (Ik herinner me)

Slide 25 - Question ouverte

Vul in
"Tu (...) laves" (Je wast je)

Slide 26 - Question ouverte

Vul in
"On ( ... ) enfuit" (We lopen weg)

Slide 27 - Question ouverte

Vul in
"Nous (...) préparons" (We bereiden ons voor)

Slide 28 - Question ouverte

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen.
Ontkennende zinnen in het Frans : 
ne (n') + werkwoord + pas     = > "Je ne sais pas" 
                                                           => "Je n'apprends pas le néerlandais" 
Voor de ontkennende zinnen met wederkerend werkwoord :
Ik amuseer me niet  :Je ne m'amuse pas

In het Nederlands gaat "niet" na het voornaamwoord.
In het Frans gaat "ne" voor het voornaamwoord en "pas" na het werkwoord


Slide 29 - Diapositive

Mettez dans le bon ordre:
se-ne-pas-il-baigne
(zonder hoofdletter, zonder punt)

Slide 30 - Question ouverte

Mettez dans le bon ordre:
souviens-je-me-ne-pas
(zonder hoofdletter, zonder punt)

Slide 31 - Question ouverte

Mettez dans le bon ordre:
pas-ne-te-tu-lèves
(zonder hoofdletter, zonder punt)

Slide 32 - Question ouverte

Mettez dans le bon ordre:
nous-nous-ne-pas-inquiétons
(zonder hoofdletter, zonder punt)

Slide 33 - Question ouverte

Voor de vragen : 3 mogelijkheden 
1 - Tu te lèves ? 
Dezelfde volgorde maar met "?" 

2- Est ce que tu te lèves ?
Dezelfde volgorde maar "est ce que" aan het begin.

3 - Te lèves-tu ?
Inversie : het onderwerp komt na het werkwoord MAAR het voornaamwoord komt voor het werkwoord 

Slide 34 - Diapositive

autres exemples
Il se prépare?  <> Est-ce qu'il se prépare? <> Se prépare-t-il ? 
Vous vous amusez? <> Est-ce que vous vous amusez? <> Vous amusez-vous?

Ils se préparent? <> Est-ce qu'ils se préparent? <> Se préparent-ils?

Slide 35 - Diapositive

Welke zin is correct ?
A
Te souviens-tu ?
B
Tu te souviens ?
C
Est ce que tu te souviens ?
D
A, B en C zijn allen correct

Slide 36 - Quiz

Passé composé 
- De wederkerende werkwoorden werken altijd met het hulpwerkwoord : être 

"Je me suis levé" 
"Elle s'est préparée" 
"Nous nous sommes inquiétés" 


Slide 37 - Diapositive

Welke zin is correct ?
A
Je suis me lavé
B
Je me suis lavé
C
J'ai me lavé
D
Je me ai lavé

Slide 38 - Quiz

Welke zin is correct ?
A
Nous nous sommes préparés
B
Nous sommes nous préparés
C
Nous nous avons préparés
D
Nous avons nous préparés

Slide 39 - Quiz

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen met le passé composé : 

"Je ne me suis pas levé" 

Dezelfde volgorde maar "pas" komt TUSSEN het hulpwerkwoord en het werkwoord 

Slide 40 - Diapositive

Passé composé 
Let op ! Als je "être" gebruikt, moet je een extra "e" of "s" toevoegen in bepaalde situaties : 


vrouwelijk enkelvoud
+ e 
Elle est tombée
Ze is gevallen
mannelijk meervoud
+ s 
Ils sont tombés 
Ze zijn gevallen
vrouwelijk meervoud 
+ es 
Elles sont tombées
Ze zijn gevallen

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Welke zin is correct ?
"Ik heb me geen zorgen gemaakt"
A
Je ne me suis inquiété pas
B
Je me ne suis inquiété pas
C
Je ne me suis pas inquiété
D
Je suis ne me pas inquiété

Slide 45 - Quiz

Welke zin is correct ?
"We hebben ons geen zorgen gemaakt"
A
Nous ne nous sommes pas inquiétés
B
Nous nous ne sommes pas inquiétés
C
Nous ne nous sommes inquiétés pas
D
Nous sommes ne pas nous inquiétés

Slide 46 - Quiz

Let op ! 

à faire : ex grammaire II u4  ( niet in tw4 wél even doen ) 


Slide 47 - Diapositive

les petits enfants du siècle 
leesbegeleidingsvragen : zie lessonup : les petits enfants du siècle

Slide 48 - Diapositive