2.5 Woorden-Talent oefenen

Woorden 2.5
Leerdoel

In deze paragraaf leer je:
  • ongeveer 25 nieuwe woorden (gebruiken);
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Woorden 2.5
Leerdoel

In deze paragraaf leer je:
  • ongeveer 25 nieuwe woorden (gebruiken);

Slide 1 - Diapositive

De eerste 12 woorden oefenen
Welk woord weet je wel, en welke nog niet?

Je leest steeds een zin waar de betekenis van het woord in zit.

Welk woord hoort bij de betekenis?

Slide 2 - Diapositive

Deze opdrachten ga ik zonder hulp maken.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
kennis
B
lastig
C
relaxed
D
vanzelf

Slide 3 - Quiz

Jij hebt zo je best gedaan, jij mag dit wel hebben.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
twijfelen
B
verbonden voelen
C
gunnen
D
vertrouwen

Slide 4 - Quiz

Ik zie dit als een nieuwe kans voor mij.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
mogelijkheid
B
lastig
C
in vervulling
D
teken

Slide 5 - Quiz

Ik vind deze opdracht best moeilijk

Welk woord hoort bij deze zin?
A
kennis
B
lastig
C
relaxed
D
vanzelf

Slide 6 - Quiz

Hij kon moelijk kiezen dus de games die hij wilde spelen.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
lastig
B
twijfelen
C
gunnen
D
vanzelf

Slide 7 - Quiz

Wat weet jij allemaal van die nieuwe jongen?

Welk woord hoort bij deze zin?
A
de achtergond
B
de mogelijkheid
C
vertrouwen
D
vanzelf

Slide 8 - Quiz

Ik geloof er in dat hij doet wat hij zegt.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
relaxed
B
de mogelijkheid
C
vertrouwen
D
vanzelf

Slide 9 - Quiz

Hij is geen familie of vriend, maar toch ken ik hem wel.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
kennis
B
lastig
C
relaxed
D
vanzelf

Slide 10 - Quiz

De hele tijd hoor ik maar water druppelen.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
achtergrond
B
lastig
C
teken
D
voortdurend

Slide 11 - Quiz

De volgende 12 woorden
12 nieuwe woorden (woorden 2 blz. 101).
Kijk er eerst eens goed naar.

Welk weet je wel en welke niet.

Slide 12 - Diapositive

2.5 Woorden
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Woorden 2 blz. 101




accepteren
ontvangen
diverse
optimaal
de ingrediënten
uniek
de kennis
de variant
met regelmaat
verantwoordelijk
onbezorgd
vriendschap sluiten

Slide 13 - Diapositive

Het is nu eenmaal zo. Neem maar zoals het is!

Welk woord hoort bij deze zin?
A
kennis
B
onbezorgd
C
accepteren
D
optimaal

Slide 14 - Quiz

Alles was ingepakt hij kon zonder zorgen op vakantie.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
regelmaat
B
onbezorgd
C
verantwoordelijk
D
optimaal

Slide 15 - Quiz

Het is geen familielid en ook geen vriend maar wel iemand die ik ken.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
vriendschap
B
variant
C
kennis
D
klasgenoot

Slide 16 - Quiz

Er zijn allerlei soorten pindakaas te koop.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
ingrediënten
B
uniek
C
optimaal
D
diverse

Slide 17 - Quiz

De trainer weet de beste manier om dit op te lossen.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
diverse
B
uniek
C
optimaal
D
onbezorgd

Slide 18 - Quiz

De reuzeschildpad op dat eiland was de enige in zijn soort.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
variant
B
uniek
C
optimaal
D
kennis

Slide 19 - Quiz

Het virus veranderde steeds en was nu een ander variatie.

Welk woord hoort bij deze zin?
A
variant
B
ingrediënten
C
regelmaat
D
kennis

Slide 20 - Quiz

2.5 Oefenen met woorden

 Ga naar hoofdstuk 2, paragraaf 2.5 Woorden 

Oefen in de Woordtrainer 


Succes!



Slide 21 - Diapositive