Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je nog?
Werkwoordspelling
Zelf/samen oefenen
Doel: Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.
Slide 2 - Diapositive
Huiswerk
Maandag 28 maart:
Spelling ww H3: opdr. 9 en 10
Spelling ww H4: opdr. 7 en 8
Slide 3 - Diapositive
De Grote Repetitie P2
Grammatica H3 - Verwijzen
Formuleren H3 - Fouten met verwijswoorden
Grammatica H4 - Beknopte bijzin
Formuleren H4 - Beknopte bijzin controleren
Spelling H3 - Getallen
Spelling H4 - Woorden korter schrijven
Spelling ww H3 + H4 - Herhaling lastige ww-vormen
Toets in week 12
(21 - 25 maart)
Slide 4 - Diapositive
werkwoordspelling
Slide 5 - Diapositive
Wat weet je nog?
Diagnostische Toets
Denk na welke regels je nog weet.
Vul vervolgens de juiste werkwoordsvorm in.
Doe dit alleen!
timer
5:00
Slide 6 - Diapositive
Wat weet je nog?
We bespreken de DT Werkwoordspelling.
Welke fouten maak je?
Zijn dit veel dezelfde soort fouten?
Formuleer jouw leerdoel voor ww-spelling.
Slide 7 - Diapositive
Waarom werkwoordspelling?
Overal kom je werkwoorden tegen. Het is belangrijk dat je weet hoe je werkwoorden schrijft, zodat je een professionele tekst kunt schrijven. Daarnaast kun je ook verwarring krijgen in betekenis als je fouten maakt in de werkwoordspelling.
Werkwoorden kun je alleen maar goed spellen, als je weet met welke vorm van het werkwoord je te maken hebt:
fout: dat gebeurd nooit goed: dat gebeurt nooit
Slide 8 - Diapositive
Persoonsvorm > T.T.
> V.T.
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
> gebiedende wijs (ik-vorm)
> infinitief (hele ww)
1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van tijd
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 9 - Diapositive
pvtt - ik-vorm
werkwoord ik-vorm
lachen lach
lopen loop
zweven zweef
reizen reis
Let op bij s-z woorden en f-v woorden.
Slide 10 - Diapositive
Wanneer gebruik je de ik-vorm?
Als ik het onderwerp is: Ik loop door het bos.
Loop ik door het bos?
Als je of jij achter de pv staat:
Loop jij door het bos?
Krijg jij een ijsje?
Bij de gebiedende wijs (bevel, let op uitroepteken)
Kom hier!
Maak je huiswerk!
Slide 11 - Diapositive
pv-tt-ev hij-vorm
De hij-vorm maak je door t achter het werkwoord te schrijven:
Hij loopt
Hij fietst
Hij slaapt
Slide 12 - Diapositive
Wanneer gebruik je de hij-vorm?
Als hij of zij het onderwerp is: Hij loopt door het bos.
Bij personen of dingen in het enkelvoud.
Het personeel ontvangt een bonus.
De stoel staat in de keuken.
Als je of jij onderwerp is en voor de pv staat:
Jij verft de deur.
Je helpt mij goed vandaag.
Slide 13 - Diapositive
werkwoorden op -d
Veel mensen maken fouten met werkwoorden met stam op -d.
Probleem 1: je hoort een t, maar schrijft een d: ik word
Probleem 2: de d blijft staan, ook als er t achter komt: jij wordt
Bij twijfel, gebruik het werkwoord smurfen.
Slide 14 - Diapositive
persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud
(pv-tt-mv)
Heeft maar één vorm: de wij-vorm
De wij-vorm maak je door het hele werkwoord te schrijven:
Wij lopen
Jullie fietsen
Zij rennen
Slide 15 - Diapositive
Wanneer gebruik je de wij-vorm?
Als wij, jullieof zij het onderwerp is: Wij klimmen in een boom.
Jullie lopen door de stad.
Zij zwemmen in de rivier.
Bij personen of dingen in het meervoud.
De leerlingen krijgen hun rapport.
De schoenen staan in de kast.
Slide 16 - Diapositive
onregelmatige vormen
Slide 17 - Diapositive
onregelmatige vormen
Het Nederlands heeft ook een aantal onregelmatige vormen.
De ik-vorm, jij-vorm of hij-vorm wordt dan anders gespeld dan bij gewone werkwoorden.
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag!
Spelling ww H3: opdr. 9 en 10
Spelling ww H4: opdr. 7 en 8
Als je online werkt, volg je jouw leerroute.
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Klaar?
Maak een samenvatting van de stof. Oefen via 'Trainen'.
timer
20:00
Slide 19 - Diapositive
Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.