Herhalen toets

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Laptop
• Leesboek
• Lesboek Nieuw Nederlands
• Schrift 
• Pen

Lezen in je boek

Wat gaan we doen? 

• Herhalen Woordenschat
• Herhalen Taalverzorging
• Herhalen Spelling
• Herhalen Formuleren
• Moeilijke woorden
• Evaluatie les
  
• AfsluitenT

Wat zijn synoniemen?

1. Woorden met meerdere betekenissen.
2. Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
3. Woorden met maar één betekenis.
4. Tegengestelde woorden.

Wat is een voorbeeld van synoniemen?

1. groot en groter
2. viool en trompet
3. stuk en kapot
4. dag en nacht

Synoniem voor huidig is

1. groot
2. van deze tijd/van nu
3. agressief
4. eerst

Synoniem voor mengen is

1. weggooien
2. knoeien
3. mixen
4. regelen

Synoniem voor opmerkelijk is

1. normaal
2. gezien
3. bijzonder
4. merkloos

samengestelde zinnen

Zinnen met twee persoonsvorm.

Mijn broer is keeper en mijn vader is zijn trainer.

voegwoorden

Een woord dat twee zinnen met elkaar verbindt:

en, maar, of, want, omdat, terwijl, zodat, nadat, als

voegwoorden

• staan meestal tussen twee zinnen:

                    Eva speelt gitaar, terwijl haar vader de afwas doet.

• staan soms vooraan in de zin:                                                                                 Omdat  ik morgen vrij ben, kan ik tot 10 uur uitslapen.

Wat is het voegwoord?

Ik eet mijn broodje niet op, want er zit pindakaas op.

1. eet
2. zit
3. pindakaas
4. want

Wat is het voegwoord?

Als jouw kopje koffie niet lekker is, krijg je een nieuwe van me.

1. krijg
2. als
3. kopje koffie
4. nieuwe

Hoe schrijf je de persoonsvorm (TT)?

................ jij wel eens op een laptop?

1. werkt
2. work
3. werk
4. werken

Hoe schrijf je de persoonsvorm (TT)?

Het kampvuur ............... mooi op deze avond. (branden)

1. brand
2. brandt
3. brant
4. branden

Hoe schrijf je de persoonsvorm?

Mijn buurman ............. wel eens op een sportwedstrijd. (wedden)

1. wed
2. wedden
3. wedt
4. wat

Hoe schrijf je de persoonsvorm (TT)?

Wat .............. jij van het houden van dieren in een dierentuin? (vinden)

1. vindt
2. vind
3. vand
4. vinden

Het werkwoord 'zingen' is een..... werkwoord

1. sterk
2. zwak
3. onregelmatig

Het werkwoord 'zoenen' is een..... werkwoord

1. sterk
2. zwak
3. onregelmatig

Het werkwoord 'hebben' is een..... werkwoord

1. sterk
2. zwak
3. onregelmatig

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Zij ... (wachten) heel lang'

Persoonsvorm verleden tijd

Hoe ging het ook alweer?

-te(n) of -de(n)?

T of D?

Trucje 1: de verlengproef!

Hoor je een 't' of een 'd' als je het langer maakt?

Maak langer...

Ik _____ de vraag niet

1. Snapte
2. Snapde

Snapte!

Je hoort een t, dus je schrijft een t. 

Langer maken!

De krokodil _____ zijn staart op.

1. Tilte
2. Tilde

Tilde!

Je hoort een d dus je schrijft een d.

Persoonsvorm verleden tijd

Wel of geen 'n'?

Bij het meervoud: +en.

Bij het enkelvoud: +e.

Ik juichte. Wij juichten.

Aan het begin van een zin

Aan het begin van een zin, schrijf je een hoofdletter.

Afgebroken woord

Als een zin begint met een afgebroken woord, schrijf je het eerstvolgende volledige woord met een hoofdletter.

's Avonds liep ik naar huis. 
'k Vind dat niet normaal.  

Aardrijkskundige namen

Aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter.

Brabant 

Spanje

Maas 

Rijn 

Merknamen

Merknamen worden met een hoofdletter geschreven. 

Coca-Cola

Heineken

Philips

Wat is de juiste schrijfwijze?

1. 's Middags begin ik..
2. 'S Middags begin ik..
3. 'S middags begin ik..
4. 's middags begin ik..

Wat is de juiste schrijfwijze?

1. pasen
2. Paasen
3. Pasen
4. paasen

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!

'Ik vond het maar niks om weg te zijn van huis. Oost, west, thuis best.'
Wat betekent die tweede zin ?

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Met of zonder hoofdletter?

1. maandag
2. Maandag

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.

'ik ga met anna naar amerika.'

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.

'ik was in utrecht toen ik milo tegenkwam.'