Inflatie
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wie wil er miljonair worden?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wat betekent inflatie?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Vidéo
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Vidéo
Kijkvraag: wat betekent inflatie?
A
Geld wordt minder waard
B
Alle producten worden duurder
C
Producten worden (gewogen) gemiddeld duurder
D
Producten worden (gewogen) gemiddeld goedkoper
Slide 10 - Quiz
Kijkvraag: hoe noemen we extreme inflatie?
Slide 11 - Question ouverte
Voor wie is inflatie nadelig? (Een of meer antwoorden juist.)
A
Spaarders (beleggers)
B
Leners (geldvragers)
C
Werknemers met een vast nominaal loon
D
Gepensioneerden met een geïndexeerd pensioen
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Het CPI ....
A
is consumenten- en producentenindex
B
is hetzelfde als inflatie
C
is hetzelfde als geldontwaarding
D
stijgt bij inflatie
Slide 15 - Quiz
Inflatie van 4%, wat is mijn consumenten prijs index(CPI)?
A
104
B
96
C
4
D
0.04
