Present simple, continuous, past simple, continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lesson Up

Hoe kom ik in de les?

1. pak je iPad
   
2. open je browser (google/safari)
   
3. ga naar lessonup.app
   
4. vul de code in
   
5. vul je eigen naam in

Grammatica:

Present simple

Present continuous

Past simple

Past continuous

GRAMMARRRRRRRRR

1: Present simple. What to do?

Je wilt vertellen over gewoontes en over feiten.

Als je wilt vertellen over gewoontes en feiten gebruik je de tegenwoordige tijd: present simple.

I am 18 years old.

I always play games in the weekends.

Je gebruikt de stam van het woord. Bij he she it is het stam + s

He/she/it always plays games on the weekends.

Singaalwoorden voor gewoontes zijn: always, never, always, sometimes, often, frequently etc. 

I always ... the dishes.

1. do
2. have done
3. did
4. to do

Maak een Engelse zin over een gewoonte van jezelf. Gebruik een signaalwoord.

2: What to do? Present continuous

Je wilt vertellen dat je je eigen gewoonte doorbreekt.

Je wilt vertellen wat je op dit moment aan het doen bent.

Present continuous gebruik je bij het doorbreken van gewoontes en bij het beschrijven van wat je op dit moment aan het doen bent.

I normally watch football, but today I am playing football.

I am drawing right now.

Je gebruikt altijd to be (am, are, is) - werkwoord + ing

I usually .... (cook) my food but today I ... (bestellen) take out.

1. have cooked, order
2. cook, am ordering
3. am cooking, order
4. have cooked, am ordering.

vertaal deze zin: Ik volg een online les. (gebruik present continuous.)

3: What do you do? Past simple

• Je wilt vertellen over wat je gisteren deed.

Vertellen over wat je gisteren deed doe je met de past simple!

Yesterday I walked the dog.

Last week I watched a movie.

Voor normale werkwoorden gebruik je stam + ed.

Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je het 2e rijtje.

Vertel in een Engelse zin over iets wat je gisteren hebt gedaan.

Last week I ... (kopen) some new books.

1. buyed
2. have bought
3. bought
4. did buy

Vertellen over 2 activiteiten die tegelijk afspelen doe je met de Past continuous!

I was walking the dog when I saw my friend.

I was watching a movie when my mom called.

• Je wilt vertellen wat er gebeurde terwijl jij bezig was met iets anders.

4: What to do? Past continuous.

I ... (shoppen) when a man .... (stelen) a watch.

1. am shopping, stole
2. shopped, was stealing
3. was shopping, was stealing
4. was shopping, stole

Welke 'past continuous' zin kan je maken van deze afbeelding?

QUIZ TIME

QUIZ TIME

Present simple

Present continuous

Past simple

Past continuous

Je wilt vertellen over gewoontes.

1. present simple
2. present continuous
3. past simple
4. past continuous

Last week they ... (rijden) all the way to Groningen.

1. Drived
2. Drive
3. Drove
4. Driven

I never ... (eten )sushi, but now I ... (koken) it myself.

1. am eating, cook
2. eat, cook
3. eat, am cooking
4. am eating, am cooking.

I always ... (betalen) digitally.

1. pay
2. payed
3. have been paying
4. have payed

Last year we ... (krijgen) a new pet.

1. get
2. got
3. have got
4. have gotten

They ... (fietsen) when car ... (passeerde) them.

1. cycled, passing
2. were cycling, passed
3. were cycling, was passing
4. was cycling, passed