VMBO 2 par 1.4 kom je uit met je geld

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

HOOFDSTUK 1

Paragraaf 1.4

Kom je uit met je geld

Lesdoel

Na deze les :

• weet je welke soorten inkomens er zijn
  
• weet je hoe je inkomsten van week naar maand kan berekenen en andersom
• weet je welke soorten uitgaven er zijn
• weet je wat een begroting is
• weet je hoe je een reservering kan berekenen

Lesdoel

• soorten inkomen

Inkomensvormen

• Inkomen uit arbeid (loon, salaris, winst)
• Inkomen uit bezit (rente, huur, pacht)
• Overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld, kinderbijslag)

Voor een overdrachtsinkomen lever je geen tegenprestatie.

Alle inkomens van iedereen bij elkaar opgeteld noem je het nationaal inkomen.

Lesdoel

• van week naar maand en andersom 

BEDRAGEN OMREKENEN

van week naar maand en omgekeerd

hoeveel weken heeft een jaar? 
hoeveel maanden heeft een jaar?

hoeveel weken heeft een maand?

BEDRAGEN OMREKENEN

hoeveel weken heeft een jaar? 
hoeveel maanden heeft een jaar?

hoeveel weken heeft een maand?

52 weken

12 maanden

Kan niet!

Omrekenen week en maand

Omrekenen week en maand

Aan de slag

• maak uit je boek van paragraaf 1.4
  vanaf blz 20 de vragen 44, 45, 46, 47, 48, 49 en 50,

Van paragraaf 1.3 moet je uit je boek de vragen 29, 30, 31, 33, 36, 37, 38 en 40 af maken

Lesdoel

• soorten uitgaven 

Soorten uitgaven

Soorten Uitgaven:
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

- Boodschappen

- Huur

- Kleding

Lesdoel

• een begroting 

Een begroting 

Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Lesdoel

• hoe bereken je een reservering 

Reserveren

Reserveren = sparen 

Aan de slag

• maak uit je boek van paragraaf 1.4 de vragen 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 54 en 55
• maak de lesson up vragen van deze paragraaf
  

Samenvatting

• welke soorten inkomens zijn er
• hoe bereken je inkomsten van week naar maand en andersom
• welke soorten uitgaven zijn er
• wat is een begroting 
• hoe bereken je een reservering 

Oefenen

pak je boek erbij, paragraaf 1.4 en zoek de opdrachten die je niet weet op in je boek

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de aankoop van een allesreiniger?

1. Persoonlijke uitgaven
2. Huishoudelijke uitgaven
3. Vaste lasten
4. Incidentele uitgaven

Waarom kun je lastig op korte termijn bezuinigen op vaste lasten?

1. Dit zijn uitgaven waar je vaak nooit onderuit kunt.
2. Dit zijn uitgaven waar je vaak met een contract aan vast zit.
3. Dit zijn uitgaven die je altijd verplicht moet doen.
4. Dit zijn uitgaven waar je wel makkelijk op kunt bezuinigen.

Het kopen van de wekelijkse boodschappen is een voorbeeld van een ...

1. vaste last
2. dagelijkse uitgave
3. incidentele uitgave

In welk rijtje staan alleen vaste lasten?

1. abonnementen – boodschappen – huur
2. contributie voetbal – gas en elektra – huur
3. hypotheek – cadeautjes – nieuwe wasmachine
4. hypotheek - huur - benzine

Wat zijn vaste lasten voor een auto?

1. reparatie
2. benzine
3. autowasserette
4. wegenbelasting

Loon is een voorbeeld van...

1. inkomen uit arbeid
2. inkomen uit bezit
3. overdrachtsinkomen
4. rente

Wat is géén inkomensvorm?

1. inkomen uit bezit
2. inkomen uit arbeid
3. inkomen uit zorg
4. inkomen door verhuur

John verhuurt zijn studentenkamer. Er is hier sprake van ...

1. inkomsten uit arbeid
2. inkomsten uit bezit
3. overdrachtsinkomen

Rente is een voorbeeld van...

1. inkomen uit bezit
2. inkomen uit arbeid
3. overdrachtsinkomen

Geef de juiste drie soorten inkomens:

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Incidenteel inkomen
4. Overdrachtsinkomen

Hoeveel weken heeft een jaar

1. 50
2. 51
3. 52
4. 53

hoeveel maanden heeft een jaar

1. 12
2. 52
3. 13
4. 4

Hoeveel weken heeft een maand

1. 4
2. 5
3. kan je niet aangeven
4. 4,5

Welke formule gebruiken we bij het omrekenen van week naar maand?

1. bedrag x 12 : 52
2. bedrag x 52 : 12
3. bedrag : 12 x 52
4. bedrag : 52 x 12

Als je van week naar maand gaat rekenen, wat doe je dan als eerste?

1. Je doet het bedrag x4, want er zitten 4 weken in een maand
2. Je deelt door 7 en dan maal 31 want er zitten 31 dagen in een maand
3. Je doet het bedrag maal 52 weken en deelt dit door 12 maanden
4. Je deelt door 7 dagen en dan maal 365 dagen en deelt dit weer door 12

Wat heb je liever:
€10 per week of €40 per maand?

1. €10 per week
2. €40 per maand

€ 5,- zakgeld per week is per maand

1. € 20,-
2. € 22,50
3. € 21,67
4. € 25,-

Bram krijgt €10 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?
Tip: er zitten geen 4 weken in een maand...

1. €10
2. €43,33
3. €40
4. €1,42

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:

1. €10 x 4
2. €10 x 52 : 12
3. €10 x 12 : 52
4. €10 x 4,3