Voortplanting dieren

Voortplanting
Voortplanting bij dieren
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 6-8

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Voortplanting
Voortplanting bij dieren

Slide 1 - Diapositive

Wat is voortplanting?

-het maken van nakomelingen-
Alles wat leeft kan zich voortplanten, dus mensen, dieren en planten. Zo ontstaat er steeds nieuw leven.

De voortplanting zorgt ervoor dat mensen en dieren niet uitsterven.

Wij gaan kijken naar de manieren van voortplanting bij dieren


Slide 2 - Diapositive

2 soorten
Geslachtelijke voortplanting
  • hiervoor zijn een mannetje en een vrouwtje nodig

Ongeslachtelijke voortplanting
  • dan maakt het diertje een soort kloon van zichzelf

Slide 3 - Diapositive

Geslachtelijke voortplanting
Eigenschappen moeder in ei
Eigenschappen vader in zaadje
Samenkomen = bevruchting

Nakomeling is uniek, met kenmerken van beide ouders
Goed voor diversiteit en overlevings-kansen.

Slide 4 - Diapositive

zaadje en eicel
bevruchting

Slide 5 - Diapositive

levendbarend (vanaf 2:28)
eieren komen uit (vanaf 1:02)

Slide 6 - Diapositive

Wat is levendbarend?

Slide 7 - Question ouverte

soms gaat het anders...
De bevruchting gebeurt niet altijd met lijf-op-lijf contact. Er zijn een aantal uitzonderingen waarbij de eitjes buiten het lijf bevrucht worden, zoals bij bepaalde vissen.
Soms zijn dieren zowel mannelijk als vrouwelijk, zoals bij regenwormen
En in 1 uitzondering is het mannetje zwanger!

Slide 8 - Diapositive

Zwangere vrouwtjes vissen leggen eitjes (schieten kuit)
Mannentjes vissen zwemmen langs de eitjes en laten een wolkje zaad los. 
Uitwendige bevruchting

Slide 9 - Diapositive

de regenworm is zowel mannelijk als vrouwelijk, bij paring bevruchten ze elkaar
de bevruchte eitjes komen terecht in de slijmerige ring die hij afstoot.  

Slide 10 - Diapositive

Zeepaardjes
Na een uitgebreide paringsdans legt het vrouwtje haar eitjes in de buidel van het mannetje.
Daar bevrucht het mannetje de eitjes en vervolgens broedt hij de eitjes in zijn buidel uit.
Wanneer ze geboren worden, spuiten ze er met grote aantallen uit.

Slide 11 - Diapositive

Welke termen gaan over zeepaardjes?
(2 kiezen!)
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
levendbarend
D
eierleggend

Slide 12 - Quiz

Ongeslachtelijke voortplanting
Bacteriën splitsen zich in 2-en
- maken dus een kloon 
Maar ook andere dieren kunnen dit klonen, veelal kleine ongewervelde dieren zoals bijen, wespen, mieren en bladluizen

Slide 13 - Diapositive

een zeester kan zich splitsen en daarna groeit de rest er weer aan
bij koningscobra's komt er zowel geslachtelijk als ongeslachtelijke voortplanting voor

Slide 14 - Diapositive

Honingbijen
Een bijzondere vorm van voortplanting.
Geslachtelijk: werksters
Ongeslachtelijk: darren

Speciale voeding: koningin

Slide 15 - Diapositive

Welk dier maakt bij ongeslachtelijke voortplanting GEEN exacte kopie van zichzelf?
A
zeester
B
bladluis
C
cobra
D
honingbij

Slide 16 - Quiz

Goede en slechte ouders
Dieren krijgen jongen, maar zorgen er niet op dezelfde manier voor.
Ieder dierssoort doet dit op zijn eigen manier.
Sommige dieren staan snel op eigen benen. Anderen blijven lang bij hun ouders.

Slide 17 - Diapositive

Koolmezen maken samen een nestje. Vrouwtje broedt, mannetje zorgt voor beide. Eieren komen na 10 dagen uit. Ouders zorgen samen voor jongen en houden nest schoon.

Moeder poes zorgt voor de jongen. Geeft ze te drinken, houdt ze warm en schoon. Beschermt ze. Dit noem je broedzorg.
nestblijvers

Slide 18 - Diapositive

Kikkervisjes moeten zichzelf redden. Hun ouders noem je Nestvlieders: ze verlaten het nest. 
zeeschildpadden leggen hun eieren in het zand en gaan daarna terug naar zee. Als de eieren uitkomen, kruipen de kleine zeeschildpadjes richting zee

Slide 19 - Diapositive

45 dagen draagtijd, worden geboren in het gras, bij geboorte helemaal af. nestvlieders, snel voor zichzelf zorgen.
30 dagen draagtijd, nestblijvers, niet af bij geboorte. veel zorg nodig van ouders. Nest is een holletje onder de grond.

Slide 20 - Diapositive

Wat is een groot verschil tussen de baby's van nestblijvers en nestvlieders?
A
nestblijvers zijn met veel meer tegelijk
B
nestblijvers leven altijd in grote groepen tegelijk
C
nestblijvers zijn nog niet 'klaar' en hebben veel hulp nodig
D
nestblijvers kunnen meteen zelf lopen en eten

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je de zorg van de jongen van een poes?
A
nestvlieders
B
nestblijvers
C
zelfredders
D
broedzorg

Slide 22 - Quiz

Wat zie je hier?
A
een eicel en een zaadje
B
een kikkervisje
C
een opkomend plantje

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt hier?
A
een zwemmend kikkervisje
B
een bevruchting
C
een cirkel om de maan
D
een worm in een perzik

Slide 24 - Quiz

De eigenschappen van een poes zitten in een ......
A
doperwt
B
zaadje
C
eicel
D
antwoord b en c

Slide 25 - Quiz

Wanneer wordt een schilpad geboren?
A
Als hij uit een ei komt.
B
Als hij zwemt in de zee.
C
Als moederschildpad een ei legt.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 26 - Quiz

Welke dieren zijn nestblijvers?
A
paard, konijn en schildpad
B
muis, kangoeroe en konijn
C
kikkers, kangeroe en konijn
D
muis, kangoeroe, paard en haas

Slide 27 - Quiz

Welke dieren zijn nestvlieders?
A
paard en haas
B
konijn en paard
C
koe en konijn
D
kangoeroe en konijn

Slide 28 - Quiz

De draagtijd van een olifant is langer dan die van een muis. Wat wordt er bedoeld met draagtijd?
A
De tijd voor de bevruchting.
B
De tijd dat een jong in een nest blijft.
C
De tijd tussen de bevruchting en geboorte.
D
De tijd dat de moeder voor het jong zorgt.

Slide 29 - Quiz

Waar of niet waar?
Alle vrouwtjes dieren zorgen na de geboorte voor hun jongen.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Waar of niet waar?
Een leeuwtje in de buik drinkt melk.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Waar of niet waar?
Een schildpad verlaat voor de geboorte haar jongen.

A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Welke kernwoorden zitten in deze les, welke heb je opgeschreven?

Slide 33 - Carte mentale

Welke van de kernwoorden horen bij ons, de mens?

Slide 34 - Question ouverte

Opdracht
Je hebt deze les 8 kernwoorden geleerd. 
Je gaat deze 8 woorden nu (alleen!) in een schema zetten zodat het begrijpelijk is wat bij wat hoort.

Het beste schema (we gaan stemmen) komt op de themawand.

Slide 35 - Diapositive