H 10. Basis voortplanting

          H. 10 Basis voortplanting 
                                          
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

          H. 10 Basis voortplanting 
                                          

Slide 1 - Diapositive

Terugblik vorige les:
Waar of niet waar?
Als je huisdier met een chip is geregistreeerd hoef je nooit meer gegevens te wijzigen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je het instrument waarmee je de oren kan bekijken?
A
Ethoscoop
B
Stethoscoop
C
Otoscoop
D
Statoscoop

Slide 3 - Quiz

Verbandschaar
Canule
Echograaf
Vlooienkam
Thermometer
Weegschaal

Slide 4 - Question de remorquage

Leerdoel van vandaag:
  • Je kunt benoemen hoe dieren zich voortplanten. 

Slide 5 - Diapositive

Diersoorten en rassen
Dieren behoren tot één diersoort als ze kunnen paren en vruchtbare nakomelingen voortbrengen. 
Soorten worden verder verdeeld in ondersoorten. Dit kennen wij als rassen. Rassen kunnen door toevallige mutaties ontstaan zijn of door menselijk handelen. Mensen fokken gericht om tot een bepaald ras te komen.  

Slide 6 - Diapositive

Fokdoel
Fokdoel is het doel waarmee je dieren gaat fokken.

Varkenshouder kan als doel hebben zo veel mogelijk biggen fokken.
Melkveehouder kiest stieren uit die de tekortkomingen van zijn koeien compenseert. 
Bij een cavia kan je verschillende vachtsoorten of kleuren fokken. 
Labrador fokker wilt labradors die geschikt zijn als jachthond en/of gezelschapshond die op alle standaarden gemiddeld scoort.

Slide 7 - Diapositive

Wat is het verschil tussen geslachtsrijp en fokrijp?

Slide 8 - Carte mentale

Geslachtsrijp en fokrijp
Geslachtsrijp = het dier produceert zaad- of eicellen (is vruchtbaar)
Fokrijp = het lichaam is volgroeid en klaar om jongen te dragen.

Een koe kan haar eerste kalf krijgen als zij 2 jaar is, schapen en geiten als ze 1 jaar oud zijn. Een paard laat je meestal rond driejarige leeftijd dekken. 
Een caviazeug moet voor haar eerste jaar een nestje krijgen, anders kan de geboorteweg niet meer goed opgerekt worden. 


Slide 9 - Diapositive

Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Aan uiterlijke verschillen kun je zien of het om een mannetje of vrouwtje gaat. Denk bijvoorbeeld aan het verschil in geslachtsorganen. Deze kenmerken noemen we primaire geslachtskenmerken.

Andere verschillen zoals lichaamsbouw, kleur, beharing, bevedering, sporen, gewei ontwikkeling, slagtanden, spieren, geuren, geluiden etc. die pas tegen de geslachtsrijpheid te voorschijn komen noemen we de secundaire geslachtskenmerken. 


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Bronstgedrag
Bronstgedrag = afwijkend gedrag dat wordt vertoond tijdens de vruchtbare periode. 
Kat 
Krols
Hond 
Loops
Paard 
Hengstig
Rund
Tochtig
Varken 
Berig
Konijn  
Bronstig, ritsig, rammig
Cavia of gerbil
Bronstig

Slide 12 - Diapositive

Bronstgedrag
Rat 
Bronstig, flapperig
Geit
Bokkig, spekkig, rits of runs
Schaap 
Bronstig

Slide 13 - Diapositive

Wat is KI?

Slide 14 - Carte mentale

Voordelen KI?
  • Minder kans op verspreiding van ziekte
  • Minder kans op inteelt (zaadcellen gebruiken van dieren over heel de wereld)
  • Goed verervende mannetjes kan je vaker gebruiken
  • Van de meeste diersoorten kan je de zaadcellen invriezen (langer houdbaar en bruikbaar).

Slide 15 - Diapositive

Registratie
Als je de dekdatum weet kan je de werpdatum berekenen. 
                 dekdatum + dagen normale dracht = werpdatum

Veehouders en varkenshouders verwerken de dekdatum vaak in de computer. Hier zijn ook speciale programma's voor. 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Juiste ligging geboorte

Slide 18 - Diapositive

Afwijkende liggingen geboorte
rg
r


 

Slide 19 - Diapositive

Nestblijver of nestvlieder?
Nestblijver = jong is nog niet volledig ontwikkeld en kan nog niet zelfstandig leven. Draagtijd nestblijver is relatief korter. Uiterlijke kenmerken: kaal, blind, doof en niet kunnen lopen.

Nestvlieder: jong kan meteen op eigen benen staan en moeder zelfstandig volgen. Draagtijd nestvlieder is relatief langer. Uiterlijke kenmerken: lopen, zien horen en kunnen al lopen. 

Slide 20 - Diapositive

Kippen ei uitbroeden (broedmachine)
Eieren dienen schoon te zijn en niet ouder dan 10 tot 14 dagen.
4 belangrijke factoren voor een goed broedproces:
1. temperatuur (37,7 graden celcius, tijdens uitkomst verlaag temperatuur met 0,2 graden, met de uitkomst stijgt de temperatuur automatisch)
2. luchtvochtigheid (voorbroed 45%-50%, uitkomst 68%-71%)
3. ventilatie (zorg voor ventilator in het midden)
4. kering van de eieren (eieren klein beetje draaien zodat de kiem niet vast plakt).

Slide 21 - Diapositive

Schouwen van een ei
Met een lamp kan je het ei schouwen, je kijkt of het ei bevrucht is of niet. Je kan de eieren na circa 7 dagen schouwen. 

Na 21 dagen komen de kippeneieren uit. 
Na 28 dagen komen eieren van een eend of kalkoen uit.
Na 17 dagen komen de eieren van een duif uit. 

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag!
- Maken l.a. 6.19 en 6.20 

Slide 23 - Diapositive