5.3 M1 lezen

5.3 M1 lezen
In deze paragraaf leer je:

de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

5.3 M1 lezen
In deze paragraaf leer je:

de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen

Slide 1 - Diapositive

Tekstdoelen
Je weet al dat een schrijver een tekst altijd met een bepaalde bedoeling schrijft: het tekstdoel. 
Eerder leerde je over de tekstdoelen informeren en amuseren. In deze paragraaf leer je over twee nieuwe tekstdoelen: overtuigen en activeren.

Slide 2 - Diapositive

overtuigen en activeren
Een tekst die je wil overtuigen of activeren, heeft bijna altijd meer dan één tekstdoel. De schrijver van een filmbespreking zal bijvoorbeeld altijd informatie geven over een film. Maar hij wil je toch vooral overtuigen dat je wel of juist niet naar de film moet gaan. Hij geeft daarom zijn mening over de film.

 

Ook in een advertentie staat meestal informatie over een product. Maar de schrijver van de advertentie wil vooral dat je het product koopt.

Als in een opdracht gevraagd wordt wat het tekstdoel is, noteer je altijd het belangrijkste tekstdoel.
Let op: Vraag je bij een overtuigende of activerende tekst altijd af of je het eens bent met de mening in de tekst. Vraag je verder vooral bij reclameteksten af of alles wat je leest waar is. In de teksten staan meestal alleen positieve eigenschappen van producten.


Slide 3 - Diapositive

overtuigen en activeren
Een tekst die je wil overtuigen of activeren, heeft bijna altijd meer dan één tekstdoel. De schrijver van een filmbespreking zal bijvoorbeeld altijd informatie geven over een film. Maar hij wil je toch vooral overtuigen dat je wel of juist niet naar de film moet gaan. Hij geeft daarom zijn mening over de film.

 

Ook in een advertentie staat meestal informatie over een product. Maar de schrijver van de advertentie wil vooral dat je het product koopt.

Als in een opdracht gevraagd wordt wat het tekstdoel is, noteer je altijd het belangrijkste tekstdoel.

Let op: Vraag je bij een overtuigende of activerende tekst altijd af of je het eens bent met de mening in de tekst. Vraag je verder vooral bij reclameteksten af of alles wat je leest waar is. In de teksten staan meestal alleen positieve eigenschappen van producten.


Slide 4 - Diapositive

Als het tekstdoel activeren is, is de tekstsoort een activerende tekst.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 5 - Quiz

Wat is
“Activeren”
A
Je wordt geïnformeerd over iets
B
Je wordt als lezer overgehaald iets te doen
C
Je moet iets zeggen
D
Jou wordt een instructie gegeven

Slide 6 - Quiz

activeren
A
recensie
B
moppenpagina
C
reclametekst
D
krantenbericht

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN activerende tekst?
A
aankondiging van concert
B
nieuwsbericht over verkiezingen
C
advertentie van telefoonabonnement
D
reclamefolder van een supermarkt

Slide 8 - Quiz


                  Welke zin hieronder zou in een activerende tekst kunnen staan?
Activerend
A
Ik vind dat heel goed.
B
Meld je aan!

Slide 9 - Quiz



In een overtuigende tekst wil je iemand ........
Met een overtuigende tekst wil je......?
A
Jouw mening duidelijk maken
B
Iemand overhalen om iets te doen
C
Iemand uitnodigen
D
Iemand informeren

Slide 10 - Quiz

Overtuigen is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 11 - Quiz

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
een column
D
Een reclametekst

Slide 12 - Quiz

Overtuigen is?
A
De schrijver wil je iets leren
B
De schrijver wil dat je iets doet of koopt
C
De schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst
D
De schrijver wil je bewijzen van zijn of haar mening

Slide 13 - Quiz

moeilijkewoordenwijzer
Soms kom je in een tekst woorden tegen die je niet kent.
Stop dan nooit met lezen, maar gebruik de Moeilijkewoordenwijzer.

1 Is het woord belangrijk om de tekst te begrijpen?
Nee? Lees dan verder.
2 Ja? Kijk of de uitleg ergens in de tekst staat.
3 Staat er geen uitleg? Probeer de betekenis van het woord te raden.
4 Lukt het nog niet? Zoek de betekenis op in een woordenboek of vraag het aan iemand.
Als je een woordenboek gebruikt, lees je niet het hele woordenboek. Je hebt een vraag en je zoekt in het woordenboek alleen het antwoord op die vraag. Deze manier van lezen heet zoekend lezen.

Slide 14 - Diapositive

Ik kan de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen in een tekst
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Taak
maak de volgende opdrachten...
1,2,3,4 en 5
7,8,9,10 


Slide 16 - Diapositive