Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Lekker gaan lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Oefenen met woordsoorten
Je leert de woordsoorten zelfstandig naamwoord, werkwoord en lidwoord
Slide 2 - Diapositive
Doel
Aan het einde van de les kun je werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en benoemen in een zin.
Slide 3 - Diapositive
Woordsoorten
Zinnen zijn opgebouwd uit losse woorden. Woorden met dezelfde kenmerken behoren tot dezelfde woordsoort.
Slide 4 - Diapositive
Lidwoord
De, het en een zijn lidwoorden (lw).
Een is een onbepaald lidwoord. Je gebruikt het als het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort niet bekend is.
De en het zijn bepaalde lidwoorden. Je gebruikt ze als de zelfstandig naamwoorden die erbij horen bekend zijn.
Slide 5 - Diapositive
Werkwoord
Een werkwoord beschrijft een actie, toestand of gebeurtenis.
Voorbeelden: lopen, zijn, gebeuren.
Een werkwoord kun je aanpassen: dit noem je vervoegen
Slide 6 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn mensen, dieren, planten, dingen begrippen en eigennamen (verwijst naar een persoon, plaats, instelling, merk of historische gebeurtenis)
Wat zijn kenmerken van een zelfstandig naamwoord?
Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten
Een zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten
Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken
Slide 7 - Diapositive
Woordsoorten: De rode rozen in mijn tuin staan in bloei. Welk woordsoort is 'de'?
A
Lidwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
Slide 8 - Quiz
Benoem de woordsoorten: Woordsoorten zijn lastig.
'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw
Slide 9 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept? Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 10 - Quiz
Maak een zin met drie zelfstandig naamwoorden. Onderstreep de zelfstandig naamwoorden.
Slide 11 - Question ouverte
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zijn er in de volgende zin? De verzorger geeft de kluif aan de tijger.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 12 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten er in de volgende zin?
De krolse kat krabt de krullen van de trap.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 13 - Quiz
Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden staan er in de volgende zin?
De vliegende vieze vis vliegt de vogel achterna.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 14 - Quiz
Wat zijn de zelfstandige naamwoorden?
Het werken bij de bank levert veel geld op.
Slide 15 - Question ouverte
Aan de slag!
Talent Online Woordsoorten 1.8
opdracht: 1, 4, 5, 6, 7 en 10
= ook huiswerk, noteer in je Plenda
Meenemen volgende les: leesboek, Talent A en schrift