Grammaticale personen

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
De zin vragend maken
B
De zin in een andere tijd zetten
C
Wie of wat + persoonsvorm
D
Hoe + persoonsvorm
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
De zin vragend maken
B
De zin in een andere tijd zetten
C
Wie of wat + persoonsvorm
D
Hoe + persoonsvorm

Slide 1 - Quiz

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Waaraan kun je zien of een zin in de 1e, 2e of 3e persoon staat?
A
Aan het onderwerp
B
Aan de persoonsvorm
C
Aan de tijd
D
Aan de lengte van de zin

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort bij de 1e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
ik
D
de man

Slide 4 - Quiz

Welk woord hoort er bij de 2e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
jij
D
de man

Slide 5 - Quiz

Welk woord hoort er bij de 3e persoon meervoud?
A
jullie
B
de pennen
C
wij
D
hij

Slide 6 - Quiz

Ik ontbijt.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 7 - Quiz

Hij bereidt.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud
D
zin staat in het meervoud

Slide 8 - Quiz

Zij wil op paardrijden.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud
D
1e persoon meervoud

Slide 9 - Quiz

Jullie zijn een gezellige klas.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
2e persoon enkelvoud
D
3e persoon meervoud

Slide 10 - Quiz

Wij proeven.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud
D
3e persoon enkelvoud

Slide 11 - Quiz

Schrijf een goede zin in de 1e persoon enkelvoud

Slide 12 - Question ouverte

Bereidde hij zich voor?

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 13 - Quiz

Ik zal iets vertellen.

Wat is de 1e persoon enkelvoud in deze zin?
A
zal
B
Ik
C
iets
D
vertellen

Slide 14 - Quiz

Jullie werken erg hard.

Wat is de 2e persoon meervoud in deze zin?
A
erg
B
werken
C
hard
D
Jullie

Slide 15 - Quiz

De kinderen hebben lol gehad bij de Efteling.

Wat is de 3e persoon meervoud in deze zin?
A
Efteling
B
gehad
C
kinderen
D
lol

Slide 16 - Quiz

Hij eet een haring.

Wat is de 3e persoon enkelvoud in deze zin?
A
Hij
B
een
C
haring
D
eet

Slide 17 - Quiz

Schrijf een goede zin in de 3e persoon meervoud

Slide 18 - Question ouverte

Op school verveelt Lies zich vaak.

In welke persoon staat deze zin?
(Schrijf bijvoorbeeld: 1e persoon meervoud)

Slide 19 - Question ouverte

Wij zijn opgetogen over het resultaat!

In welke persoon staat deze zin?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe kan ik zien of een zin in de 1e, 2e of 3e persoon staat?

Slide 21 - Question ouverte

Ik snap de 1e, 2e en 3e persoon
A
Ja, helemaal!
B
Ik vind het niet makkelijk, maar ook niet heel moeilijk
C
Ik weet het nog niet zo goed
D
Ik wil graag nog meer hulp hierbij

Slide 22 - Quiz

Wat heb ik nodig van de juf/meester om de 1e, 2e en 3e persoon te snappen

Slide 23 - Question ouverte