Les 1 03-03-2025

Willkommen!
Hallo! Hi!
Servus! 
Grüß Gott! 
Wie geht's? 
Wie geht es dir? 
Mir geht es gut, danke! Und dir?
Mir geht es auch gut!
Guten Morgen/Tag/Abend!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Willkommen!
Hallo! Hi!
Servus! 
Grüß Gott! 
Wie geht's? 
Wie geht es dir? 
Mir geht es gut, danke! Und dir?
Mir geht es auch gut!
Guten Morgen/Tag/Abend!

Slide 1 - Diapositive

Start der Stunde
  • Quiz grammatica hoofdstuk 4 (toetsstof)

  • We kijken eerst het filmpje over de regels van het zwakke werkwoord (herhaling)

Slide 2 - Diapositive

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 3 - Diapositive

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 4 - Diapositive

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord: haal -en van het hele werkwoord.
    Voorbeeld: spielen => spiel

2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat: ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie

3. Kies nu de uitgang die hoort bij het persoonlijk voornaamwoord: e, st, t, en, t, en

4. Als het persoonlijk voornaamwoord er niet staat, bedenkt door welk persoonlijk voornaamwoord je het onderwerp in de zin kunt vervangen.
Mein Bruder = ?                             Marianne und Peter = ? 
 

Slide 5 - Diapositive

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 6 - Question de remorquage

Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 7 - Quiz

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 8 - Quiz

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 9 - Quiz

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 10 - Quiz

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 11 - Question ouverte

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

Slide 12 - Question ouverte

Het voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden
  • stam van het hele werkwoord. Bijv. spielen. -en eraf: spiel
  • ge- vóór de stam, -t erachter: gespielt   (ge + stam + t)

Uitzonderingen: voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden.
Deze moet je leren. Voorbeelden:
laufen, gelaufen, schwimmen, geschwommen, finden, gefunden

Slide 13 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 16 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'lernen'?
A
lernt
B
gelernt
C
geleerd
D
gelernd

Slide 17 - Quiz

voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewonht
D
gewohnet

Slide 18 - Quiz

Ik snap de grammatica van de werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Afsluiting les/ huiswerk /volgende les
  • Huiswerk:
  •  Leer de werkwoorden en voltooid deelwoorden uit de Lernliste                        Niederländisch-Deutsch. Blz. 136

  • Volgende les:
     Start hoofdstuk 5: Essen

Slide 20 - Diapositive

Wiedersehen!
Tschüss!
Schönen Tag!

Slide 21 - Diapositive