Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de
stam van het werkwoord
: haal
-en van het hele werkwoord.
Voorbeeld: spielen => spiel
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat: ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie
3. Kies nu de uitgang die hoort bij het persoonlijk voornaamwoord: e, st, t, en, t, en
4. Als het persoonlijk voornaamwoord er niet staat, bedenkt door welk persoonlijk voornaamwoord je het onderwerp in de zin kunt vervangen.
Mein Bruder = ? Marianne und Peter = ?