Voorzetsel en bijwoord

vz + bw
blz. 130
timer
10:00
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

vz + bw
blz. 130
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je voorbereid

Je hebt de tekst op bladzijde x gelezen

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Aan het eind van deze les:
- Ken je de kenmerken en functies van voorzetsels en bijwoorden.
- Kan je bepalen welke woorden voorzetsels en bijwoorden zijn.
- Kan je uitleggen waarom een woord een voorzetsel of bijwoord is.
- Kan je zelf nieuwe zinnen bedenken met voorzetsels en bijwoorden.

- Je weet goed wat het verschil is tussen een bijwoord en een voorzetsel.

Slide 3 - Diapositive

Lesindeling
- Lezen.
- Nakijken woordsoorten.
- Wat weten jullie al over bijwoorden en voorzetsels?
- Uitleg.
- Werktijd.

Slide 4 - Diapositive

voorzetsel
=
vuist
bijwoord
=
hand

Slide 5 - Diapositive

hier liggen de sleutels

Slide 6 - Diapositive

hier liggen de sleutels

Zegt iets over
een werkwoord

Slide 7 - Diapositive

niet bang

Slide 8 - Diapositive

niet bang

zegt iets
over een 
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Diapositive

onder de kast

Slide 10 - Diapositive

onder de kast

Zegt iets 
over plaats.

Slide 11 - Diapositive

om twaalf uur

Slide 12 - Diapositive

om twaalf uur

Zegt iets 
over tijd.

Slide 13 - Diapositive

de zon gaat onder

Slide 14 - Diapositive

de zon gaat onder


Niet voorzetsel, 
maar achterzetsel.

Slide 15 - Diapositive

Waarom doe je dat?

Slide 16 - Diapositive

Waarom doe je dat?

Zegt iets over 
de hele zin.

Slide 17 - Diapositive

Mijn zus heeft het altijd koud.

Slide 18 - Diapositive

Mijn zus heeft het altijd koud.
Extra informatie
over tijd.

Slide 19 - Diapositive

Voorzetsels van plaats ....

Slide 20 - Diapositive

We bespreken de toets tijdens de les.
Noteer zoveel mogelijk woorden die op de plek van tijdens kunnen staan. De betekenis van de zin mag veranderen.

Slide 21 - Diapositive

De jonge coureur reed hard door de bocht.
jonge zegt iets over........... dit is een .......woord.
hard geeft informatie over ........................ dit een .............woord.
jonge is dus een........
hard is dus een.........

Slide 22 - Diapositive

voorzetsel
- zegt iets over plaats/ tijd
- 'voor een zn gezet'

achterzetsel
als het achter een woordgroep staat

voorzetseluitdrukking
Groep woorden met minimaal 1 vz die je samen als voorzetsel gebruikt.
bijwoord
- zegt iets over de hele zin
- zegt iets over een werkwoord
- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
- zegt iets over een ander bijwoord
- Geeft extra informatie over tijd, plaats of omstandigheden.
VZ eerst!
Check eerst of iets een voorzetsel is! Voorzetsel voor bijwoord!

Slide 23 - Diapositive

Werktijd
blz. 132-133:
Werk aan opdr. 5, 6, 7, 8, 9, 11.

Slide 24 - Diapositive

Bespreken

Slide 25 - Diapositive

Exit ticket

Slide 26 - Diapositive

Heb je het lesdoel van vandaag behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Welke twee dingen heb je
geleerd in deze les?

Slide 28 - Question ouverte

Op deze vraag heb ik nog
antwoord nodig.

Slide 29 - Question ouverte