B vz en bw

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* een voorzetsel en een bijwoord herkennen en benoemen.

timer
10:00
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* een voorzetsel en een bijwoord herkennen en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Oefening ww
Je maakt in een twee- of drietal de lesoefening. 
Overleg zachtjes met elkaar.

Klaar? Lees dan de theorie over voorzetsel en bijwoord.
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Voorzetsel

Slide 3 - Diapositive

Voorzetsel

Zegt iets over plaats of tijd.

De vaas staat op de kast.
De vaas staat in de kast.

Slide 4 - Diapositive

Voorzetsel

- meestal voor een zelfstandig naamwoord
De kat ligt op de bank.
Die regel geldt sinds dit jaar.

- soms achter een woordgroep
De passagiers stappen uit. -> achterzetsel

Slide 5 - Diapositive

Voorzetseluitdrukking

We gaan met de trein in plaats van de auto.

Maak deze opdracht aan de hand van het voorbeeld.


Slide 6 - Diapositive

Bijwoord

Zegt iets over:
► hele zin
► werkwoord
► bijvoeglijk naamwoord
► ander bijwoord
Geeft informatie over tijd, plaats of omstandigheden


Slide 7 - Diapositive

Bijwoord

van plaats: hier, daar
van tijd of duur: straks, toen, morgen, even
van frequentie: nooit, zelden, meestal, altijd
van ontkenning of bevestiging: niet, wel
van wijze of manier: traag, mooi, geïrriteerd
vragende bijwoorden: waar, hoe, wie

van graad of mate: nogal, erg, heel



Slide 8 - Diapositive

Voornaamwoordelijk bijwoord

er, hier, daar, waar + voorzetsel

Hoe kom je hieraan?
Hardlopen, daar heb ik niets mee.



Slide 9 - Diapositive

Kortom

► Voorzetsels zeggen iets over plaats of tijd.
► Bijwoorden zeggen iets over een zin, een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht
OB gr. par. B 
maken opdracht 5 t/m 7

Slide 11 - Diapositive

Huiswerk
Ma 29-01:
Je maakt een verhaal van minimaal 12 zinnen.

- 2 zinnen met 1 zww
- 3 zinnen met een hww + zww
- 3 zinnen met een kww
- 2 zinnen met 2x hww + zww
- 2 zinnen met 2x hww + kww

Slide 12 - Diapositive