24 maart - samengestelde zinnen

Welkom!
Lezen
Samengestelde zinnen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Lezen
Samengestelde zinnen

Slide 1 - Diapositive

Doel
  • Je leert over enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen.

Slide 2 - Diapositive

Maak aantekeningen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wissel de aantekeningen uit met degene naast je, vul aan waar nodig

Slide 5 - Diapositive

Ik ga vroeg naar school, want ik heb een toets.

Dit is een....
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 6 - Quiz

Ik hoop dat ik een voldoende heb.

Dit is een....
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 7 - Quiz

Ga jij ook of blijf je thuis?

Dit is een....
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 8 - Quiz

Hij baalt, omdat hij geen geld heeft.

Dit is een....
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 9 - Quiz

Terwijl ik het gras maai, doe jij helemaal niks.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 10 - Quiz

Verschil
Enkelvoudige zin = een zin met één persoonsvorm. 
Samengestelde zin = een zin met meer persoonsvormen.

Zinnen met meer persoonsvormen bestaan uit verschillende zinnen. Deze zinnen zijn meestal met elkaar verbonden door voegwoorden. 

Slide 11 - Diapositive

Voegwoorden 
Voegwoorden = zijn woorden die woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbinden. Er zijn twee soorten voegwoorden, namelijk neven- en onderschikkende.  

Slide 12 - Diapositive

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden = verbinden gelijkwaardige delen. Deze delen kunnen los van elkaar een zin vormen, zonder dat de woordvolgorde verandert. 

Nevenschikkende voegwoorden = en, want, maar, of 
Voorbeeld: Het kamp lijkt me niet leuk, maar ik ga er toch naartoe. 

Slide 13 - Diapositive

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden = verbinden ongelijkwaardige zinnen. Deze delen kunnen niet los van elkaar een zin vormen, want dan moet je eerst de woordvolgorde veranderen. 

Onderschikkende voegwoorden = dat (doordat, nadat, omdat), daarom, dan, tenzij, terwijl, of, zodra et cetera. 
Voorbeeld: Willen je ouders, dat je meer aan je schoolwerk doet.

Slide 14 - Diapositive

Hoofd- en bijzin 

Voorbeeld: De jongen gaat naar een cursus, zodat hij nieuwe dingen kan leren.


Hoofdzin = De jongen gaat naar een cursus.

Bijzin = hij nieuwe dingen kan leren.

Voegwoord = zodat 

Slide 15 - Diapositive

In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 16 - Quiz

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 17 - Quiz

Terwijl zij het vlees bakt, was ik de groenten.
De eerste zin is een...
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 18 - Quiz

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 19 - Quiz

Maak op fluistertoon Grammatica H5 Samengestelde zinnen opdracht 1 t/m 3 en 7

Slide 20 - Diapositive

Resumerend
  • Ik begrijp dat in een enkelvoudige zin 1 persoonsvorm staat.
  • In een samengestelde zin kun je alle persoonsvormen vinden.
  • Ik begrijp het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin.
  • Ik kan het verschil tussen een nevenschikkend en een onderschikkend voegwoord uitleggen. 
Doelen bereikt?

Slide 21 - Diapositive