Hoofdstuk 2 paragraaf 4

H2 §4
Aanvullende inkomsten

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2 §4
Aanvullende inkomsten

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • de verschillende functies van geld uitleggen.

Slide 3 - Diapositive

Geld als ruilmiddel
  • Sanne heeft een bijbaantje in een bakkerswinkel. Ze rekent een stokbrood en een halfje bruin maanzaad af met een klant (afb. 20). 
  • Sanne en de klant gebruiken geld als ruilmiddel, want Sanne ontvangt geld in ruil voor het brood. 
  • Zelf krijgt ze geld (loon) in ruil voor haar arbeid. 
  • Ook op deze manier heeft geld de functie van ruilmiddel.

Slide 4 - Diapositive

Sanne gaat na haar werk de stad in. Ze koopt een ijsje voor € 1,50.
Welke functie heeft geld hier?

Slide 5 - Question ouverte

Geld als rekenmiddel
  • Sanne gaat na haar werk de stad in om te winkelen. Ze is op zoek naar een jas. Ze heeft verschillende jassen gepast en vergeleken. 
  • De jas kost 195 euro. Ze moet kijken of ze genoeg geld op haar rekening heeft staan. 
  • Zo weet ze hoeveel geld ze kan uitgeven aan een jas. Op deze manier gebruikt ze geld als rekenmiddel.

Slide 6 - Diapositive

Sanne bekijkt het saldo op haar rekening.
Welke functie heeft geld hier?

Slide 7 - Question ouverte

Geld als spaarmiddel
  • Sanne ontvangt haar loon per maand. 
  • Ze spaart daarvan iedere maand € 50. 
  • Ze haalt dit van haar bankrekening af en zet het op haar spaarrekening. 
  • Ze wil dat geld voorlopig nog niet uitgeven. 
  • Ze gebruikt geld als spaarmiddel.

Slide 8 - Diapositive

Sanne spaart elke maand €50. Sanne heeft € 800 op haar spaarrekening staan.
Hoeveel maanden heeft ze erover gedaan om dit te sparen?

Slide 9 - Question ouverte

Betaalautomaat
  • Bijna alle winkels hebben betaalautomaten. 
  • Hierbij kan je betalen met je bankpas of telefoon.
  • Voor de betaling moet je de pincode intoetsen. 
  • Na controle van het bedrag druk je op de ja-toets. 
  • Veel mensen betalen het liefst via de betaalautomaat. 
  • Je hoeft dan niet zoveel contant geld bij zich te hebben. 
  • Dat is vaak veiliger - kan moeilijker gestolen worden.

Slide 10 - Diapositive

Waarom betaalt Sanne het liefst via de betaalautomaat?

Slide 11 - Question ouverte

Geldautomaat
  • Met je bankpas kan je bij elke geldautomaat contant geld opnemen. 
  • Je moet daarvoor je pincode intoetsen. 
  • Je pincode houdt je geheim, want iedereen die je bankpas heeft en je pincode weet, kan geld van je bankrekening halen.

Slide 12 - Diapositive

Waarom is het verstandig dat Sanne haar pincode geheim houdt?


Slide 13 - Question ouverte

Anders betalen
  • Als je voldoende inkomen hebt, kan je ook een creditcard gebruiken. 
  • Je gebruikt een creditcard net als een bankpas, maar het geld gaat pas later van je rekening af. 
  • Je ‘leent’ het aankoopbedrag. 
  • Bij de meeste winkels kun je met je smartphone betalen. 
  • Je betaalt dan door je telefoon tegen de betaalautomaat aan te houden.

Slide 14 - Diapositive

Noem twee andere manieren waarop je kunt betalen, behalve met contant geld of je bankpas.

Slide 15 - Question ouverte

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H2 §4
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 16 - Diapositive