Vwo H1 De Samenleving

Nederland en de wereld
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederland en de wereld

Slide 1 - Diapositive

Programma

  • Leerdoelen
  • Uitleg + interactieve opdrachten
  • Opdrachten maken uit het boek
  • Leerdoelen controleren d.m.v. LessonUp


Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik rekenen met wisselkoersen.

Aan het einde van de les ken ik de vier factoren, die internationale handelen bepalen, benoemen en toepassen

Aan het einde van de les kan ik het voordeel benoemen van een EU en EMU.

Slide 3 - Diapositive

Wisselkoersen
  • We hebben allemaal verschillende soorten geld in de wereld. Dit noemen we ook wel 'valuta'.

  • De 'wisselkoers' geeft de verhouding tussen twee soorten valuta weer

Wat zou een 'eurozone' kunnen zijn?


Slide 4 - Diapositive

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Voor €1 euro kan ik £0,79 Pond kopen.
 

Hoeveel is de waarde van £ 1 pond in euro's?

€ 1 x £ 1 / £ 0,79 = € 1,27

Slide 5 - Diapositive

Welke bewering is juist of onjuist?
I.     Voor een Amerikaan zijn euro’s vreemde valuta.

II.    Als de euro in waarde stijgt ten opzichte van de dollar, dan moet je
voor 10 dollar minder euro’s betalen dan vóór die stijging
A
Bewerking 1 is juist en bewerking 2 is onjuist
B
Bewerking 1 is onjuist en bewerking 2 is juist
C
Beide bewerkingen zijn juist
D
Beide bewerkingen zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = $ 1,22 (dollar)
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
De wisselkoers van het pond uitgedrukt in dollars is:

Slide 7 - Question ouverte

€1 euro = 4,20 Zloty (Polen)
Hoeveel euro is 1 Zloty? Afronden op 2 decimalen!

Slide 8 - Question ouverte

Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
Daan Verkerk koopt die dag voor € 500 aan ponden. In Londen maakt hij in het weekend ₤ 300 op. De resteerde ponden ruilt Daan bij terugkeer weer om in euro’s. De koers van het pond is lichtjes gestegen. De bank noteert nu: € 1 = ₤ 0,82
Hoeveel geld in euro’s krijgt Daan terug van zijn bank?

Slide 9 - Question ouverte

Uitwerking
Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
Daan Verkerk koopt die dag voor € 500 aan ponden. In Londen maakt hij in het weekend ₤ 300 op. De resteerde ponden ruilt Daan bij terugkeer weer om in euro’s. 
De bank noteert nu: € 1 = ₤ 0,82
Hoeveel geld in euro’s krijgt Daan terug van zijn bank?

€ 500*0,85 = ₤ 425
₤ 425 - ₤ 300 = ₤ 125
₤ 125 /0,82 = € 152,44


Slide 10 - Diapositive

Waarom handelen we met het buitenland en welke factoren bepalen de internationale handel?
  • Ieder land heeft zijn of haar specialiteiten. In Nederland maken we veel kaas en melk, maar kunnen hier geen bananen kweken. 

Factoren die internationale handel bepalen:
  • Natuurlijke omstandigheden
  • De loonkosten
  • De infrastructuur
  • Historische omstandigheden 

Slide 11 - Diapositive

Natuurlijke omstandigheden
  1. klimaat 
  2. aanwezigheid grondstoffen
  3. geografische omstandigheden 

Slide 12 - Diapositive

Loonkosten 
Loonkosten per product = loonkosten/ arbeidsproductiviteit



Dit zorgt voor hoge loonkosten in tegenstelling tot landen in het oosten en zuiden.
Land B: € 12.000/16 = € 750 


Slide 13 - Diapositive

Infrastructuur

Slide 14 - Diapositive

Historische oorzaken
Ieder land heeft zijn eigen geschiedenis.

Waarom Duitsland tal van auto's exporteert en Nederland kaas en bloembollen, is eigenlijk verklaarbaar door de geschiedenis.

Dit kan komen door ontdekkingen die vroeger gedaan zijn. Als een land als eerste is met een product produceren, is het lastig om in kwaliteit gelijkwaardig te worden. 

Slide 15 - Diapositive

EU

Slide 16 - Diapositive

Europese Unie
  • 28 lidstaten
  • Eurozone (EMU) = Europese Monetaire Unie (€)

Slide 17 - Diapositive

Groei & Stabiliteitspact (EMU)
EMU = Economische & Monetaire Unie (Eurolanden)

Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP

Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP
Staatsschuld (EMU-schuld) kleiner dan 60% van BBP

Slide 18 - Diapositive

Doelen EU
Vrede
Veiligheid
Economische samenwerking
Sociale solidariteit

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 1.6 t/m 1.19
Vragen? 
Overleg eerst met buurman of -vrouw. 
Komen jullie er niet uit?
Stel je vraag aan mij. 

Slide 20 - Diapositive

Wisselkoers € 1 = $ 1,38
Omrekenen: hoeveel is $ 1?
A
€ 1,38
B
€ 0,72
C
€ 0,724
D
€ 0,38

Slide 21 - Quiz

Gebruik bron 1:
In welk land zijn de loonkosten van een overhemd het goedkoopst?



A
Polen
B
Brazilie
C
China
D
India

Slide 22 - Quiz

Ontwikkelingsland A voert koffiebonen uit en tractoren in.
A
Dat is goed voor de handel in dat land
B
dat is slecht voor de handel in dat land
C
Dat maakt niets uit voor dat land

Slide 23 - Quiz