Tekstverbanden en signaalwoorden deel 2 RvL

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

LEZEN

Verbanden en signaalwoorden

vul een verwijswoord in:

Janneke kreeg complimenten ... ze een 9 haalde voor de toets..

vul een verwijswoord in:

Je moet hier een werkwoord invullen, .... slapen of eten.

vul een verwijswoord in:

Esther krijgt een playstation ... ze slaagt voor haar examen.

vul een verwijswoord in:

Ik ben heel vaak ziek geweest ... snap ik de leerstof niet goed.

Lees de tekst

Wat wordt opgesomd bij nummer 4?

Aan welke twee signaalwoorden herken je de opsomming bij nummer 4?

Hoe kun je bij nummer 5 zien dat er iets opgesomd wordt?

Welk signaalwoord voor tegenstelling staat bij nummer 6?

Uit hoeveel delen bestaat de opsomming bij nummer 7?

Waarvan worden voorbeelden gegeven bij nummer 8?

Voor welk publiek is de tekst geschreven?

1. voor bedrijven die stagiaires zoeken
2. voor jongeren van het vmbo
3. voor ouders van jongeren

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: hoewel en toch?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: opdat, zodat, om

1. middel-doel
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: zoals en zo?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: ook en verder?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: omdat, want, daarom

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: door middel van?

1. middel - doel
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. reden

Lees de tekst.

Wat is
het onderwerp
van de tekst?

Wat voor
soort tekst
is dit?

1. een handleiding
2. een reclametekst
3. een voorlichtingstekst

Noteer de opsomming
uit de tweede zin
van alinea 1.

In alinea 2 staat een tegenstelling.
Aan welk signaalwoord zie je dit?

Noteer twee redenen uit alinea 2 waarom je waarschijnlijk wel een stageplek vindt die bij je past.

Wat is het verschillen tussen een snuffelstage en een mbo-stage?

In alinea 3 staat een voorbeeld. Aan welk signaalwoord
kun je dit zien?

In alinea 4 staan twee opsommingen.
Waarvan zijn dit opsommingen?

Het woord 'daarnaast' in alinea 5 geeft een opsomming aan. Noteer wat er opgesomd wordt.

Einde oefentoets