Adverbs& Adjectives

Adverbs & Adjectives
Nurlaylah Kartosentiko& Shaya Bruinhard
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Adverbs & Adjectives
Nurlaylah Kartosentiko& Shaya Bruinhard

Slide 1 - Diapositive

Adjectives
Gebruik:
- Een bijvoeglijk naamwoord aangeven;
Zegt iets over zelfstandig naamwoord

Voorbeeld:
NL: Ik heb een goede headset.
EN: My broken glass

Slide 2 - Diapositive

Smaak aangeven >> bitter, spicy, tasty, fruity etc.
Geluid verduidelijken >> silent, loud, mute etc.
Kleur aangeven >> yellow, black, gold, silver etc.
Grootte aanduiden >> large, little, fat, giant etc.
Vorm aanduiden >> round, oval, curved etc.

Waarvoor worden ze gebruikt?

Slide 3 - Diapositive

-Tijd aanduiden >> annual, daily, eternal, long etc.
-Een hoeveelheid omschrijven >> few, some, several etc.
-Een emotie beschrijven >> bad, fine, fair, mad etc.
-Een voorkomen beschrijven >> skinny, shiny, bloody etc.
-Een situatie omschrijven >> honest, imperfect, simple etc.
-Een voorwerp beschrijven >> cool, dry, filthy etc.
-Een herkomst omschrijven >> Dutch, Chinese, Surinamese etc.

Slide 4 - Diapositive

-Vlak voor het zefstandig naamwoord dat het omschrijft >> A sharp knife.

-Achter een vorm van het ww to be >> the knife is sharp.

-In zowel het enkelvoud als het meervoud blijft de vorm van de adjective hetzelfde>> A sharp knife
                                               Several sharp knives


Plaats

Slide 5 - Diapositive

Adverbs
- Om een bijwoord aan te geven

-Een adverb laat zien hoe, wanneer en waar 
een handeling plaatsvindt

-Slaat terug op een ander 
bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of werkwoord
NL: Hij werkt slecht
EN: He works badly
Badly en slecht zijn hier de adverbs,
want zeggen iets over het werkwoord in de zin


Gebruik:

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord + -ly

Bijvoorbeeld:
Constantly
Nicely



Vorm:
Er zijn natuurlijk uitzonderingen...>>

Slide 7 - Diapositive

-Eindigt het op een – L? 
Krijg je een extra – L >> radically

-Eindigt het op een – c? 
Krijg je – ally erachter >> specifically

-Eindigt het op een – y? 
Krijg je – ily bij de vervoeging >> easily (de –y valt weg)

-Eindigt op een – t? 
Krijg je – ally erachter >> accidentally


Good >> well

Slide 8 - Diapositive

-fast (snel)
-hard (hard)
-late (laat)
-early (vroeg)


Sommige woorden blijven hetzelfde
Als het woord al eindigt op –ly, blijft het zo

!

Slide 9 - Diapositive

Soorten

Slide 10 - Diapositive

Exercises
Als je nog wat moet overschrijven, is nu de tijd om het vragen :)

Slide 11 - Diapositive

Pak je telefoon en log in op        lessonUp

Slide 12 - Diapositive


Er zijn 10 zinnen gegeven met opengelaten stukken.  Vul de correcte vervoeging van het woord in (naast de zin gegeven).
Adverb of adjective? 

Slide 13 - Diapositive

1. Marouane plays truant…………(often)

Slide 14 - Question ouverte

2. What is your favourite band? It is BTS…………………. (obvious)

Slide 15 - Question ouverte

3. I think it is……………… disturbing. (odd)

Slide 16 - Question ouverte

4. “Although people say that the best pizza is salami, research shows that nothing is………………… enough to compare with pizza hawaii. (good)

Slide 17 - Question ouverte

5. Ariel spoke………………, but nobody could hear her. (loud)

Slide 18 - Question ouverte

6. Nobody did…………………. on the test, unfortunately. (good)

Slide 19 - Question ouverte

7. The man was ………………… getting high after eating a whole space cake. (slow)

Slide 20 - Question ouverte

8. I never found anybody else more……………(attractive) than myself.

Slide 21 - Question ouverte

9. It’s an……………breakup. (actual)

Slide 22 - Question ouverte

10. RuPaul was…………………… with his speech yesterday! (unbelievable)

Slide 23 - Question ouverte

Geef aan of het een adverb of adjective is

Slide 24 - Diapositive



11. Slowly

Slide 25 - Question ouverte



12. Carefully

Slide 26 - Question ouverte


13. Friendly

Slide 27 - Question ouverte

14. Daily

Slide 28 - Question ouverte

15. Lonely

Slide 29 - Question ouverte

16. Quick

Slide 30 - Question ouverte


17. Ugly

Slide 31 - Question ouverte

18. Heavy

Slide 32 - Question ouverte

19. Greedy

Slide 33 - Question ouverte

20. Early

Slide 34 - Question ouverte

Kies bij elke zin het goede antwoord. 

Slide 35 - Diapositive

21. He can do crosswords .......... than I can.
A
more quickly
B
quicklier
C
more quick
D
quicker

Slide 36 - Quiz

22. The doctor came ..........


A
quickley
B
quically
C
quickly
D
quick

Slide 37 - Quiz

23. Could you speak a bit more............., please?
A
Slowish
B
Slow
C
Slowely
D
Slowly

Slide 38 - Quiz

24. His daughter always smiles ............
A
Prettily
B
Prettely
C
Pretty
D
Pritty

Slide 39 - Quiz

25. The boys ate their breakfast ..............
A
Quickly
B
Quick

Slide 40 - Quiz

26. The policemen looked at the car ............
A
Suspicously
B
Suspicious

Slide 41 - Quiz

27. This car is very ................ Even a snail is quicker!
A
slowly
B
slow

Slide 42 - Quiz

28. Don't drive so .........
A
Fastly
B
Fast

Slide 43 - Quiz

29. Leeds played ........... at Manchester last week.
A
Good
B
goodly
C
Well
D
welly

Slide 44 - Quiz

30. She has a .............. house in the city
A
Beautiful
B
Beautifully
C
Beautifally
D
Beautifful

Slide 45 - Quiz

Dat was het...
Nog vragen?

Slide 46 - Diapositive

Dank voor de aandacht

Slide 47 - Diapositive