week 6: project

week 8: project
BLLSTR238B
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
Praktische economieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

week 8: project
BLLSTR238B

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  1. Huiswerk, is alles gelukt?
  2. Terugblik
  3. opdracht
  4. Pauze
  5. Uitleg
  6. Aan de slag!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb al het huiswerk af
Ja
Ja, maar ik heb nog vragen
Nee

Slide 3 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Studiepunten
Alle opdrachten minimaal V

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugblik
Notulen
Actielijst
Besluitenlijst

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

notulen/actielijst/besluitenlijst
Wat weet je nog?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het belang van notuleren?

A
Het bedrijf voldoet aan de wettelijke plicht om te notuleren
B
Iedere gemaakte afspraak staat zwart op wit
C
Het draagt bij aan grote betrokkenheid

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vaste onderdelen bevatten een notulen? Noem er minimaal 5. Zoek op internet.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de notulen in een vergadering?
A
Een besluiten- of afsprakenlijst die moet worden uitgevoerd.
B
Een overzicht van ingekomen stukken en mededelingen; wat en door wie.
C
Een letterlijke weergave van wat er besproken is en door wie
D
Een samengevatte weergave van wat er besproken is en door wie.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat verstaan we onder een actielijst?
A
Overzicht van uit te voeren acties + wie dat gaat doen
B
Overzicht van feesten en partijen in de horecagelegenheid.
C
Overzicht van acties en demonstraties naar aanleiding van genomen besluiten

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gwen gaat verschillende offertes met elkaar vergelijken, ze komt er tijdens de volgende vergadering op terug
A
Actielijst
B
Besluitenlijst
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar vind je een samenvatting van de vergadering?
A
Notulen
B
Vergaderagenda
C
Actielijst
D
Besluitenlijst

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

..de onderwerpen van een vergadering.
..de aantekeningen van een vergadering
Notulen zijn:
In de agenda staan:

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie stelt een besluitenlijst op tijdens een vergadering?
A
de leidinggevende
B
de notulist
C
de voorzitter
D
de deelnemer

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat verstaan we onder een besluitenlijst?
A
Een overzicht van de sluitingstijden van winkels en kantoren
B
Een overzicht van de besluiten die tijdens een vergadering zijn genomen.
C
Een overzicht van vergadermiddelen die we tijdens de vergadering gebruiken
D
Een overzicht van vergaderingen waarover iets besloten moet worden

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een actie- en besluitenlijst staat letterlijk aangegeven wie wat heeft gezegd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pauze
tot 12:30

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Projectmatig werken

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • Wat is een project?
  • Efficiënt werken
  • Fases van een project 


Werken in een organisatie B1-K1-W4

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een project
  1. Een verzameling van unieke werkzaamheden
  2. Uitgevoerd in een tijdelijk samenwerkingsverband
  3. Binnen een vooraf bepaalde tijdsbestek
  4. en binnen een afgesproken budget
  5. een van tevoren gespecificeerd resultaat te realiseren

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorwaarden voor een project
  • Een project moet een duidelijk doel hebben
  • Er moet een beeld zijn van hoe het eindresultaat er uit ziet
  • Een project is geen onderdeel van ‘everyday work’: er is tijd beschikbaar gemaakt voor het project
  • Er is een projectteam en de taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen zijn duidelijk, er is een opdrachtgever.
  • De randvoorwaarden moeten duidelijk zijn (tijd, geld, kwaliteit)
  • Voor iedereen duidelijk wat moet gebeuren door een Plan van Aanpak

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is niet waar?
Een project is een project als ......
A
het gaat om iets eenmaligs
B
het resultaat vooraf omschreven is
C
er geen tijd en gelegenheid is om een plan te maken
D
er meerdere disciplines bij betrokken zijn

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Fases van een project

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is een project succesvol?
Een succesvol project:
  • Heeft zijn doelen bereikt en levert het project resultaat met de gewenste kwaliteit;
  • Is op tijd klaar;
  • Heeft geen hogere kosten dan is afgesproken.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Projectmatig werken 1
opdracht 1,2,3

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn SMART doelen?
SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. SMART doelen helpen om gericht te werken naar een concreet doel.

Slide 28 - Diapositive

Leg uit wat SMART doelen zijn en waarom ze belangrijk zijn.
SMART opgesteld
Ik kan aan het einde van periode 2 minimaal 2 Smartdoelen  formuleren met behulp van de les-instructies over SMART. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan aan het einde van periode 2 minimaal 2 Smartdoelen formuleren met behulp van de les-instructies over SMART. 
Specifiek : 2 smartdoelen met behulp van de lesinstructie
Meetbaar: 2 doelen formuleren
Acceptabel: logisch ontstaan uit de lesinstructie
Tijdgebonden: aan het einde van periode 2
Realistisch: het is voor jou haalbaar

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke doelstelling is SMART?
A
Verhoging van het aantal sitebezoekers in 2 maanden
B
Verhoging van de naamsbekendheid met 5%
C
Verhoging van het aantal sitebezoekers met 5% in 3 maanden
D
Verhoging van de naamsbekendheid binnen 3 maanden

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van SMART?
A
om globale doelen te kunnen formuleren
B
om concrete doelen te kunnen formuleren
C
om slim een evenement te organiseren
D
met je smartphone een evenement organiseren

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen....
Wat betekent SMART?
A
Specifiek Meetbaar Aanwijsbaar Realistisch
B
Specifiek Meetbaar Acceptabel Relevant
C
Specifiek Materialistisch Actiegericht Realistisch
D
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De 'A' in de SMART methodiek staat voor
A
Actie
B
Acceptabel
C
Algemeen
D
Anders

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De 'R' in de SMART methodiek staat voor
A
Redactioneel
B
Relativerend
C
Reflecterend
D
Realistisch

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel dit leerdoel SMART op
' Ik zou wel betere smartdoelen willen gebruiken in voor mijn coachgesprekken'
timer
2:00

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor projecten mislukken

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begroten

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begroting

Slide 40 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een begroting?
Inkomsten
Uitgaven
Studiefinanciering   €92,00
Kleding                 €100,00
Bijdrage ouders        €40,00
Eten                        €50,00
Bijbaan                       €250,00
Uitgaan                  €25,00
Benzine scooter  €40,00
Totaal:                  €382,00
Totaal:               € 215,00       

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een begroting?
A
Je salaris en je toeslagen.
B
Een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.

Slide 42 - Quiz

Antwoord B is juist. 
Wat is een budget?
A
Uitgaven betaald voor een project
B
Schatting van de kosten
C
Hoeveelheid geld die ter beschikking is
D
Planning in bedragen

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Projectmatig werken 1

opdracht 1/2/3/4/6
Klaar? zie teams

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions