Toets Elektriciteit

Proefwerk H4 Elektriciteit
Wat heb je nodig:
Rekenmachine
potlood en liniaal/geo voor de tekeningen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NASKMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Proefwerk H4 Elektriciteit
Wat heb je nodig:
Rekenmachine
potlood en liniaal/geo voor de tekeningen

Slide 1 - Diapositive

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren. Welke stof is een isolator?
A
Aluminium
B
rubber
C
Lood
D
Ijzer

Slide 2 - Quiz

Welke stof is een geleider?
A
Hout
B
papier
C
Glas
D
goud

Slide 3 - Quiz


A
1 en 4 zijn van isolerend materiaal
B
2, 5, 6 zijn van isolerend materiaal
C
1,3,6 zijn van isolerend materiaal
D
2,4,5 zijn isolerend materiaal

Slide 4 - Quiz

Elk onderdeel van een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij? De batterij:
A
Levert stroom in de stroomkring
B
meet de stroom in de stroomkring
C
vervoert de lading in de stroomkring
D
meet de lading in de stroomkring

Slide 5 - Quiz

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
ampere
B
volt
C
watt
D
kilo-watt-uur

Slide 6 - Quiz

In een stroomkring heb je een spanningsbron nodig.
Welke van de volgende apparaten is een spanningsbron?
A
accu
B
lampje
C
schakelaar
D
stroomdraad

Slide 7 - Quiz

4 batterijen van 6 volt worden in serie geschakeld. Deze combinatie levert een spanning van:
A
1.5 V
B
6 V
C
12 V
D
24 V

Slide 8 - Quiz

Jeroen heeft een fietslampje van 3V. Hij sluit het aan op een spanning van 12V. Wat zal er gebeure?
A
Het lampje zal doorbranden
B
Het lampje zal fel branden
C
Het lampje zal niet branden
D
Het lampje zal zwak branden

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak over parallelschakelingen is waar?
In een parallelschakeling:
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
B
is de stroomsterkte altijd overal even groot
C
komen geen vertakkingen voor
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen

Slide 10 - Quiz


A
Het zijn allebei parallelschakelingen
B
het zijn allebei serieschakelingen
C
Schakeling 1 is parallelschakeling en 2 is een serieschakeling
D
Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling

Slide 11 - Quiz

Carlo draait lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere twee lampjes?
A
Lampje 1 gaat uit en lampje 3 blijft branden
B
Lampje 1 blijft branden en lampje 3 gaat uit
C
Lampje 1 en 3 blijven allebei branden
D
Lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Slide 12 - Quiz

Welk symbool gebruik je voor een spanningsmeter?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quiz

Elektrische stroom vervoert energie. Hoeveel energie hangt af van de spanning en de stroomsterkte. Wat is waar?
A
Als je de stroom inschakelt komt vervoer van energie opgang
B
Als je de stroom uitschakelt is de spanning verdwenen
C
Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage.
D
Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie wordt vervoerd

Slide 14 - Quiz

Uit een stopcontact komt een spanning van 320 volt
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:
A
vermogen = spanning + stroomsterkte
B
vermogen = spanning : stroomsterkte
C
vermogen = spanning x stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 16 - Quiz

Reken om: 5mA= ......A
0.85 A = .......mA

Slide 17 - Question ouverte

In het snoer van een magnetron zitten twee koperen draden. Waarom zijn deze draden van koper en niet van kunststof?

Slide 18 - Question ouverte

Leg uit waarom beide koperen draden van de magnetron omhuld zijn met kunststof

Slide 19 - Question ouverte

Je ziet een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke plek(ken) kun je de stroommeter plaatsen? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Question ouverte

Op een verlengsnoer staat dat er maximaal 1 A door het snoer mag gaan. Marijke wil op dat verlengsnoer de volgende apparaten aansluiten: een televisie (540mA), een dvd speler (350mA), een computer(125mA) en een bureaulamp (250mA). Mag Marijke al deze apparaten tegelijk op het verlengsnoer aansluiten en laten werken? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 21 - Question ouverte

Je ziet hier een fietsdynamo waarop 2 lampjes geschakeld zijn. Wat voor schakeling is dit?
A
Serie schakeling
B
Parallelschakeling

Slide 22 - Quiz

Is dit de beste manier om de verlichting op een fiets aan te sluiten? Licht je antwoord toe

Slide 23 - Question ouverte

Een batterij en een dynamo zijn allebei spanningsbronnen. Leg uit wat het verschil is tussen beide spanningsbronnen

Slide 24 - Question ouverte

Een aantal batterijen van 1,5 V wordt in serie geschakeld en aangesloten op een lampje. Esra meet de spanning over het lampje en meet dat deze 12V is. Bereken het aantal batterijen dat in serie is geschakeld.

Slide 25 - Question ouverte

In een schakeling is de spanning 6 volt en de stroomsterkte 0,5 A. Wat is het vermogen? Reken op de juiste manier uit (gegeven, gevraagd, formule, uitwerking)!!

Slide 26 - Question ouverte

reken het vermogen uit met behulp van de volgende gegevens:
spanning stroomsterkte
a. 230 V 3 A
b. 12 V 3 A
c. 110 V 12 A

Slide 27 - Question ouverte

Jeroen maakt een schakeling met batterij en 4 lampjes. Hij wil 2 schakelaars.
- schakelaar 1 is de hoofdschakelaar die alle lampjes aan en uit moet kunnen zetten
- schakelaar 2 moet 2 lampjes uit kunnen zetten als schakelaar 1 in de aan-stand staat.

Teken een schakelschema waarin je duidelijk aangeeft waar Jeroen de schakelaars 1 en 2 moet plaatsen.

Slide 28 - Question ouverte