Doelgroepenproject - Interactief voorlezen

Interactief voorlezen. 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Interactief voorlezen. 

Slide 1 - Diapositive

Waar denk jij aan bij interactief voorlezen?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn de doelen van interactief voorlezen?
A
Het vergroten van de woordenschat.
B
Het stimuleren van begrijpend luisteren.
C
Leesplezier vergroten.
D
Antwoord A, B en C zijn goed.

Slide 3 - Quiz

Interactief voorlezen is?
Het voorlezen van een prentenboek wordt onderbroken door het stellen van open vragen over het verhaal of over de plaatjes. 
Spontane reacties van de kinderen kunnen een aanleiding zijn voor een gesprek. 

De 5 kenmerken van interactief voorlezen zijn: 

Slide 4 - Diapositive

1. Spelenderwijs kennis laten maken met het boek
* stimuleer voorkennis en zorg voor een speelse introductie
* laat het kaft zien en stel vragen
* moedig kinderen aan om op de illustraties te reageren
* laat kinderen voorspellen waar het boek over zal gaan
* bied materialen aan die passen bij het boek

Slide 5 - Diapositive

2. Betrokken zijn bij het verhaal
* stel voorafgaand aan het voorlezen een luistervraag
* gebruik materialen bij het voorlezen die ook in het boek voorkomen
* blijf dicht bij de letterlijke tekst (gebruik niet teveel eigen woorden)
* leg moeilijke begrippen uit of gebruik synoniemen
* laat waar mogelijk kinderen zoveel mogelijk zintuigen gebruiken



Slide 6 - Diapositive

3. Leg verbanden met de echte wereld
* lees het verhaal vaker voor 
* leg verbanden tussen de verhaallijn en gebeurtenissen uit de echte wereld
* laat kinderen het verhaal naspelen
* laat kinderen nadenken over de volgorde van gebeurtenissen
* laat afbeeldingen/filmpjes/materialen zien die de link leggen tussen het verhaal en vergelijkbare situaties

Slide 7 - Diapositive

4. Diep de verhaallijn verder uit
* stel denk- en ervaringsvragen (Heb jij ook wel eens? Hoe komt het dat? Waarom? )
* laat kinderen problemen uit het boek oplossen (Wat zou jij doen?)
* laat kinderen verbanden leggen zoals oorzaak/gevolg en middel/doel (Wat heeft.... nodig om....? )
* laat het verhaal navertellen of uitspelen

Slide 8 - Diapositive

5. Herhaling, herhaling en nog eens herhaling
* Lees regelmatig voor!
* Door herhaling zorg je ervoor dat woorden en verhalen blijven hangen 

-> een kind heeft gemiddeld een herhaling van 6 a 7 keer nodig om het woord zelf goed te kunnen gebruiken

Slide 9 - Diapositive

Wat betekent begrijpend luisteren?

Slide 10 - Question ouverte

Hoe controleer je of kinderen begrijpen wat je leest?
A
Door tussendoor vragen te stellen.
B
Door achteraf vragen te stellen.
C
Door te vragen naar wat er komen gaat.
D
Antwoord A,B en C zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Welke vragen kun je stellen bij kleuters? 
- Wie vragen: wie heeft het gedaan? 
- Wat vragen: Wat heeft hij gezien?
- waar vragen: Waar heeft hij het verstopt? 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Welke tips hebben jullie gehoord in het filmpje?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Vidéo

Waar let je op bij het voorlezen aan een grotere groep?

Slide 16 - Question ouverte

De kenmerken van
interactief
voorlezen zijn?

Slide 17 - Carte mentale

Welk onderdeel van interactief voorlezen wil je graag meer oefenen?

Slide 18 - Question ouverte

De opdracht voor vandaag
1. Jullie gaan in groepjes van 3  personen oefenen met interactief voorlezen
2.  Zorg ervoor dat iedereen in het groepje aan de beurt komt
3. Houd de 5 kenmerken van interactief voorlezen erbij
4. Geef elkaar na het oefenen allemaal een TIP en een TOP
5. Na afloop evalueren wij met elkaar de les 

Slide 19 - Diapositive