Alinea's en verbanden: Leesvaardigheid Groetende koeien

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  1. R Je weet wat signaalwoorden en functiewoorden zijn
  2. T1 Je kunt deze herkennen in een tekstt
  3. T2 Je kunt het verband tussen alinea's zien
  4. I Je oefent met een hele tekst


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wanneer nieuwe alinea
Afhankelijk van:

  • lengte
  • inhoud

Elke alinea is opgebouwd rond een kernzin

Slide 4 - Diapositive

Alinea
Meestal 1 deelonderwerp per alinea

Ook weleens verdeeld over meerdere alinea's OF 2 deelonderwerpen in 1 alinea. Afhankelijk van lengte. 

Ongeveer 5 tot 10 zinnen per alinea.

Slide 5 - Diapositive

Kernzin
Elke alinea heeft een kernzin

Dit is meestal de 1e, 2e of laatste zin

Slide 6 - Diapositive

Verbanden: (p. 65) 
Opsommend: en, ook, bovendien 
Tijd: eerst, nadat, toen 
Reden / oorzaak / gevolg: omdat, want, zodat, daardoor 
Inperking: hoewel, ondanks, natuurlijk 
Tegenstelling: maar, daarentegen, desondanks 
Vergelijking: evenzeer, evenals, net als, alsof 

Slide 7 - Diapositive

Verbanden: 
Omschrijving: in andere woorden, oftewel, anders gezegd  
Voorbeeld: denk aan, bijvoorbeeld, zoals 
Verduidelijking: dit betekent, met name, dit houdt in 
Doel, middel: met de bedoeling dat, opdat, daartoe 
Toegeving: hoewel, ofschoon, ook al 
Conclusie: dus concluderend, dan ook 
Samenvatting: kortom, samengevat 

Slide 8 - Diapositive

Functiewoorden
Benoeming van de functie van een tekstdeel. 
Argument, standpunt, constatering, bewijsvoering, nuancering, relativering 
Bijv: 
De conclusie is dat....
Denk bijvoorbeeld aan...
Het gevolg daarvan is dat...

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat is taal?

Slide 11 - Question ouverte

dier met taal?

Slide 12 - Carte mentale

Tijdens het lezen
Onderstreep informatie die je nodig hebt om de stelling: koeien hebben taal te verdedigen.

Slide 13 - Diapositive

Na het lezen
Leg in je eigen woorden uit waarom koeien (volgens de schrijver) taal hebben.

Slide 14 - Diapositive

Wat is je sterkste argument om te beweren dat koeien taal hebben?

Slide 15 - Question ouverte

Nabespreken

Slide 16 - Diapositive

Opdracht
Maak vraag 8 en 9 op p. 51

Slide 17 - Diapositive

Tegenwerping
Een tegenwerping is een reactie op een bepaalde mening of stelling. De ene persoon vindt iets, de ander stelt daar een andere opvatting tegenover. Een tegenwerping kan ook een argument zijn tegen een eerder gegeven mening.

Slide 18 - Diapositive

Inperking
Hoewel ik niet had geleerd voor de toets, haalde ik een 9,6.

Deze zin geeft aan dat ik toch een goed cijfer heb gehaald, ook al heb ik niet geleerd. 

Slide 19 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 20 - Question ouverte