Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
2.1 Lineaire verbanden
2.2 Herleiden van formules
Gebruik je telefoon
Log in met de code
Vul je eigen voornaam (zonder gekkigheid) in
Slide 1 - Diapositive
Je leert een formule op te stellen bij een lineair verband.
Je leert lineaire vergelijkingen op te lossen.
Je leert een variabele uit te drukken in een andere variabele.
Slide 2 - Diapositive
Wat is de algemene formule voor een lineair verband?
Slide 3 - Question ouverte
In y = ax + b staat de a voor ... en de b voor .....
A
richtingscoëfficiënt, begingetal
B
hellingsgetal, startgetal
C
begingetal, hellingsgetal
D
startgetal, begingetal
Slide 4 - Quiz
Lineair verband
Recht evenredig verband
Richtingscoëfficiënt
Snijpunt y-as
Evenwijdig
y= ax + b
(0,b)
a =
y = 2x en
y = 2x - 4
y = ax
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is de richtingscoëfficiënt van deze grafiek?
A
0,5
B
-0,5
C
-2
D
2
Slide 6 - Quiz
Wat is de richtingscoëfficiënt van deze grafiek?
A
3,5
B
-3,5
C
-0,29
D
0,29
Slide 7 - Quiz
Stel de formule van de rode grafiek op.
Schrijf de hele berekening op!
Slide 8 - Diapositive
Pak blz. 60 erbij
1 minuut 'spiektijd' voor de theorie op die bladzijde
Slide 9 - Diapositive
Wat is de oplossing van deze vergelijking: -3x + 8 = 2x - 12
A
x = 20
B
x = -4
C
x = 2
D
x = 4
Slide 10 - Quiz
De oplossing van de vergelijking 8(x-1) = -2x + 12 is ...
Slide 11 - Question ouverte
Kijk in 2/3-tallen naar de introvraag bovenaan blz. 62. Hoeveel citroenen kan Sofie maximaal kopen en waarom?
Slide 12 - Question ouverte
2.2 Herleiden van formules
(blz. 63) Een formule herleiden zodat de 'ene variabele wordt uitgedrukt in de andere variabele', betekent dat je in de formule aan de ene kant van het '='-teken alleen 1 letter hebt staan en dat de rest aan de andere kant staat, dus ....
Slide 13 - Diapositive
Voorbeeld
Gegeven: 4s - 10t = 36
Druk s uit in t
Uitwerking:
4s = 36 + 10t
s = 9 + 2,5t
Slide 14 - Diapositive
Gegeven: 2b - 6 + 5a = 4 a uitgedrukt in b geeft .....
A
a = 2 - 0,4b
B
b = 5 + 2,5 a
C
a = -2 + 0,4b
D
b = 5 - 2,5a
Slide 15 - Quiz
Opgave 10b?
Slide 16 - Question ouverte
Maken
Opgave 1 - 12 op blz. 58-63
Nakijken kan via het document bijgevoegd bij de les in Magister