2.1/2.2 Lineaire verbanden

2.1 Lineaire verbanden
2.2 Herleiden van formules

Gebruik je telefoon
Log in met de code
Vul je eigen voornaam (zonder gekkigheid) in
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.1 Lineaire verbanden
2.2 Herleiden van formules

Gebruik je telefoon
Log in met de code
Vul je eigen voornaam (zonder gekkigheid) in

Slide 1 - Diapositive

Je leert een formule op te stellen bij een lineair verband.
Je leert lineaire vergelijkingen op te lossen. 
Je leert een variabele uit te drukken in een andere variabele.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de algemene formule voor een lineair verband?

Slide 3 - Question ouverte

In y = ax + b staat de a voor ... en de b voor .....
A
richtingscoëfficiënt, begingetal
B
hellingsgetal, startgetal
C
begingetal, hellingsgetal
D
startgetal, begingetal

Slide 4 - Quiz

Lineair verband
Recht evenredig verband
Richtingscoëfficiënt
Snijpunt y-as
Evenwijdig
y= ax + b
(0,b)
a = 
y = 2x en 
y = 2x - 4
y = ax

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is de
richtingscoëfficiënt
van deze grafiek?
A
0,5
B
-0,5
C
-2
D
2

Slide 6 - Quiz

Wat is de
richtingscoëfficiënt
van deze grafiek?
A
3,5
B
-3,5
C
-0,29
D
0,29

Slide 7 - Quiz

Stel de formule van de rode grafiek op.
Schrijf de hele berekening op!

Slide 8 - Diapositive

Pak blz. 60 erbij
1 minuut 'spiektijd' voor de theorie op die bladzijde

Slide 9 - Diapositive

Wat is de oplossing van deze vergelijking:
-3x + 8 = 2x - 12
A
x = 20
B
x = -4
C
x = 2
D
x = 4

Slide 10 - Quiz

De oplossing van de vergelijking
8(x-1) = -2x + 12 is ...

Slide 11 - Question ouverte

Kijk in 2/3-tallen naar de introvraag bovenaan blz. 62. Hoeveel citroenen kan Sofie maximaal kopen en waarom?

Slide 12 - Question ouverte

2.2 Herleiden van formules
(blz. 63) Een formule herleiden zodat de 'ene variabele wordt uitgedrukt in de andere variabele', betekent dat je in de formule aan de ene kant van het '='-teken alleen 1 letter hebt staan en dat de rest aan de andere kant staat, dus ....

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld
Gegeven: 4s - 10t = 36
Druk s uit in t
Uitwerking: 
4s = 36 + 10t
s = 9 + 2,5t

Slide 14 - Diapositive

Gegeven: 2b - 6 + 5a = 4
a uitgedrukt in b geeft .....
A
a = 2 - 0,4b
B
b = 5 + 2,5 a
C
a = -2 + 0,4b
D
b = 5 - 2,5a

Slide 15 - Quiz

Opgave 10b?

Slide 16 - Question ouverte

Maken
Opgave 1 - 12 op blz. 58-63
Nakijken kan via het document bijgevoegd bij de les in Magister

Slide 17 - Diapositive