Vreemde talen

Vreemde talen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4-6

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vreemde talen

Slide 1 - Diapositive

Vreemde taal
We gaan eerst met zijn allen een paar vragen beantwoorden:
  1. Wat is een vreemde taal?
  2. Welke vreemde talen kennen jullie al?
  3. Kennen jullie al woorden in deze vreemde talen?


Slide 2 - Diapositive


Van welk land is deze vlag?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 3 - Quiz


Van welk land is deze vlag?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 4 - Quiz


Van welk land is deze vlag?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 5 - Quiz


Van welk land is deze vlag?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 6 - Quiz

Engeland
Engeland is een land dicht bij Nederland, je moet over de zee om er te komen. Hieronder staan een paar Engelse woorden.
Hallo = Hello
Tot ziens = Good bye
Ik ben = I am
Ik heb = I have
Dankjewel = Thank you

Slide 7 - Diapositive

Frankrijk
Frankrijk is een land dat onder België zit. In België spreken ook mensen Frans. Hieronder staan een paar Franse woorden.
Hallo = Bonjour
Tot ziens = Au revoir
Ik ben = Je suis
Ik heb = J'ai
Dankjewel = Merci

Slide 8 - Diapositive

Duitsland
Duitsland is een buurland van Nederland, je kan er met de auto naartoe rijden. Hieronder staan een paar Duitse woorden.
Hallo = Guten tag
Tot ziens = Wiedersehen
Ik ben = Ich bin
Ik heb = Ich habe
Dankjewel = Danke schön

Slide 9 - Diapositive

Spanje
Spanje is een land dat onder Frankrijk ligt. Hier praten mensen Spaans. Hieronder staan een paar Spaanse woorden.
Hallo = Hola
Tot ziens = Adiós
Ik ben = Yo soy
Ik heb = Yo tengo
Dankjewel = Gracias

Slide 10 - Diapositive

Wat betekent het woord 'Ich habe'?
A
Hallo
B
Tot ziens
C
Ik heb
D
Dankjewel

Slide 11 - Quiz

Wat betekent het woord 'Adiós'?
A
Hallo
B
Tot ziens
C
Ik heb
D
Dankjewel

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het woord 'Merci'?
A
Hallo
B
Tot ziens
C
Ik heb
D
Dankjewel

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het woord 'Hello'?
A
Hallo
B
Tot ziens
C
Ik heb
D
Dankjewel

Slide 14 - Quiz


Je suis

Ich bin
I am
Yo soy

Slide 15 - Question de remorquage

Hoe makkelijk vind jij de taal Engels?

Slide 16 - Sondage

Hoe makkelijk vind jij de taal Frans?

Slide 17 - Sondage

Hoe makkelijk vind jij de taal Duits?

Slide 18 - Sondage

Hoe makkelijk vind jij de taal Spaans?

Slide 19 - Sondage

Vreemde talen
Extra uitleg + oefenopdrachten

Slide 20 - Diapositive

Nog een keer op een rijtje:
Engels
  • Hallo = Hello
  • Tot ziens = Good bye
  • Ik ben = I am
  • Ik heb = I have
  • Dankjewel = Thank you
Frans
  • Hallo = Bonjour
  • Tot ziens = Au revoir
  • Ik ben = Je suis
  • Ik heb = J'ai
  • Dankjewel = Merci

Slide 21 - Diapositive

Nog een keer op een rijtje:
Duits
  • Hallo = Guten tag
  • Tot ziens = Wiedersehen
  • Ik ben = Ich bin
  • Ik heb = Ich habe
  • Dankjewel = Danke schön
Spaans
  • Hallo = Hola
  • Tot ziens = Adiós
  • Ik ben = Yo soy
  • Ik heb = Yo he
  • Dankjewel = Gracias

Slide 22 - Diapositive

Hallo in het Engels is ...
A
Hello
B
Bonjour
C
Guten tag
D
Hola

Slide 23 - Quiz

Tot ziens in het Spaans is ...
A
Good bye
B
Au revoir
C
Wiedersehen
D
Adiós

Slide 24 - Quiz

Ik ben in het Duits is ...
A
I am
B
Je suis
C
Ich bin
D
Yo soy

Slide 25 - Quiz

Ik heb in het Frans is ...
A
I have
B
J'ai
C
Ich habe
D
Yo tengo

Slide 26 - Quiz

Dankjewel in het Duits is ...
A
Thank you
B
Merci
C
Danke schön
D
Gracias

Slide 27 - Quiz

Vreemde talen
Extra woordjes + oefeningen

Slide 28 - Diapositive

Nieuwe woordjes
Engels
  • Dier = Animal
  • Moeder = Mother
  • Vader = Father
Frans
  • Dier = Animal
  • Moeder = Mère
  • Vader = Père

Slide 29 - Diapositive

Nieuwe woordjes
Duits
  • Dier = Tier
  • Moeder = Mutter
  • Vader = Vater
Spaans
  • Dier = Animal
  • Moeder = Madre
  • Vader = Padre

Slide 30 - Diapositive

Wat is dier in het Frans?
A
animal
B
tier

Slide 31 - Quiz

Wat is moeder in het Spaans?
A
mère
B
madre
C
mother
D
mutter

Slide 32 - Quiz

Wat is vader in het Duits?
A
vater
B
father
C
padre
D
père

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci