Theme 2 Stepping Stones

Stepping Stones
Theme 2

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Stepping Stones
Theme 2

Slide 1 - Diapositive

In Theme 2 hebben we van alles besproken.
Wat weet je nog over het onderwerp, de leesteksten, de grammar, vocab en stones.
Schrijf op.

Slide 2 - Carte mentale

Laten we eerst eens kijken naar de VOCAB:

Slide 3 - Diapositive

Weddenschap
vooruit
glad
apparatuur
Opladen
strategie
zoemen
overtuigen
stuk
munt
bet
forward
slippery
equipment
recharge
strategy
buzz
persuade
Strech
Coin

Slide 4 - Question de remorquage

Dat doen we nog een keer!

Slide 5 - Diapositive

paraplu
bang
handig
dienen
zaklamp
samenwerken
vergen
lijken op
gelijk aan
doen denken aan
Umbrella
frightened
handy
serve
torch
collaborate
requires
resemble
similar to
Remind of

Slide 6 - Question de remorquage

Naast de Vocab hebben we ook grammar behandeld. Nog even herhalen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden
Je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets of iemand te beschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Bijv. Press the green button. 
David is a funny guy. 


Slide 9 - Diapositive

Bijwoorden 
Je gebruikt een bijwoord om te beschrijven hoe iemand iets doet. Een bijwoord zegt iets over het werkwoord. 
Bijv. Quickly press the spacebar. 
You have to drive slowly here. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 12 - Quiz

Max is a ... singer.
A
good
B
well

Slide 13 - Quiz

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 14 - Quiz

You can ... open the box.
A
easy
B
easily
C
easyly

Slide 15 - Quiz

He drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 16 - Quiz

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically

Slide 17 - Quiz

Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible

Slide 18 - Quiz

That pizza smells ...
A
nicely
B
nice

Slide 19 - Quiz

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 20 - Quiz

Maar we hadden ook nog much and many.....

Slide 21 - Diapositive

Much and Many
Much en Many betekenen allebei 'veel'

Slide 22 - Diapositive

Much

Gebruik je bij dingen die je NIET kunt tellen:

much water
much money
Many

Gebruik je bij dingen die je WEL kunt tellen:

many sweets
many books

Slide 23 - Diapositive

Your turn!
Maak nu de volgende opdrachten.

Slide 24 - Diapositive

Wanneer gebruik je 'much'?
A
bij dingen die je kan tellen
B
bij dingen die je niet kan tellen

Slide 25 - Quiz

Welk woord gebruik je als je dingen wel kunt tellen?
A
many
B
much

Slide 26 - Quiz

Vul in much of many:
____ homework
A
much
B
many

Slide 27 - Quiz

Vul in much of many:
____ sand
A
much
B
sand

Slide 28 - Quiz

Vul in much of many:
____ bottles of milk
A
much
B
many

Slide 29 - Quiz

Vul in much of many:
____ birds
A
much
B
many

Slide 30 - Quiz

Vul in much of many:
___ coins
A
much
B
many

Slide 31 - Quiz

Vul in much of many:
____ oranges
A
much
B
many

Slide 32 - Quiz

Vul in much of many:
___ time
A
much
B
many

Slide 33 - Quiz

Vul in much of many:
____ hours
A
much
B
many

Slide 34 - Quiz

And last but not least: 
THE STONES!!

Slide 35 - Diapositive

En let op: 
dit zijn de puntenpakkers in de TOETS!!!!
Leer ze dus goed uit de stones vertalingen.

Slide 36 - Diapositive

Vertaal:
Kun je me vertellen wat ik moet doen?

Slide 37 - Question ouverte

Vertaal:
Kun je dat herhalen aub?

Slide 38 - Question ouverte

Vertaal:
Dan klik je twee keer op dat icoontje.

Slide 39 - Question ouverte

ZO.
Zijn er nu nog vragen?

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive