Waar vind je in Nederland veel stedelijke gebieden?
Slide 4 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.1 Stad en land
Uitleg
Meer werk > meer mensen > groei steden = verstedelijking.
Kenmerken landelijk gebied: minder mensen (dorpen), meer ruimte (akkerland, weiland, natuurgebied), meer landbouw (boerderijen), minder voorzieningen.
Slide 5 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.1 Stad en land
Uitleg
Grondgebruik
Agrarisch: landbouw.
Natuur: bossen, heide, strand, duinen.
Bebouwing: huizen, industrie, kantoren.
Verkeer: wegen, spoorlijnen.
Water: kanalen, rivieren, meren, sloten.
Slide 6 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.1 Stad en land
Controle leerdoelen
Noem drie voorzieningen.
Noem twee verschillen tussen stedelijke en landelijke gebieden.
Noem vier manieren van grondgebruik
Slide 7 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Het ontstaan van steden
Leerdoelen
Je kent de oorzaken van verstedelijking.
Je weet wat handel en ambachten zijn.
Je weet wat de Hanze was.
Slide 8 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Het ontstaan van steden
Uitleg
Rond 1000 na Christus nieuwe manier van voedsel verbouwen > gebruik van mest, gebruik van de ploeg
> betere oogsten > meer voedsel > overschot > verkoop op de markt > handel
> ontstaan van andere beroepen > ambachten = dingen maken voor anderen (timmerman, bakker, slager, schoenmaker, dichter enzovoort)
> ambachtsmannen gingen wonen op plekken waar veel mensen kwamen > marktplaatsen > ruilen ('ik schrijf een tekst voor jou, jij levert drie kippen aan mij') en verkopen.
Slide 9 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Het ontstaan van steden
Uitleg
Den Bosch, rond 1500.
Lakenmarkt = verkoop van laken (textiel).
Wever maakt textiel van wollen draad > kleermaker koopt de stof en maakt er kleren.
Wevers en kleermakers waren ambachtsmannen. Weven en kleermaken zijn ambachten.
Slide 10 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Ontstaan van steden
Leerdoelen
Je weet wat de Hanze is.
Je weet wat een historisch feit is.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 11 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Ontstaan van steden
Leerdoelen
Je weet wat de Hanze is.
Uitleg
Handelaren reisden samen en werkten samen.
Zij vervoerden hun producten over de rivieren met een kogge.
Zo trokken zij van marktplaats naar marktplaats.
De organisatie van samenwerkende handelaren werd Hanze genoemd.
De steden waarin deze handelaren zich vestigden werden Hanzesteden genoemd.
De steden veranderden door de aanleg van grachten en muren.
In de tijd van steden en staten (1000-1500 nC) ontstonden steeds meer steden in Europa.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 12 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Ontstaan van steden
Leerdoelen
Je weet wat een historisch feit is.
Uitleg
Middeleeuwen
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000 nC)
Tijd van steden en staten (1000 - 1500 nC)
Historisch feit
Een gebeurtenis uit de geschiedenis die je kunt controleren (met een bron zoals een tekstfragment, een potscherf, een opgraving).
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 13 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.2 Ontstaan van steden
Leerdoelen
Je kent de oorzaken van verstedelijking.
Je weet wat handel en ambachten zijn.
Je weet wat de Hanze is.
Je weet wat een historisch feit is.
Controle lesdoelen
Welke ontwikkelingen in de landbouw zorgden voor de groei van steden?
Welke hoort niet in het rijtje thuis: boer - schoenlapper - wever.
Waarom lagen de Hanzesteden aan een rivier?
Welke bronnen hebben we om het historische feit van de Hanzesteden te controleren?
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 14 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat burgers en edelen zijn.
Je weet wat de landbouwstedelijke samenleving is.
Je weet wat centraal bestuur betekent en hoe dit in de middeleeuwen geregeld was.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 15 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat burgers en edelen zijn.
Uitleg
Inwoners van een (middeleeuwse) stad worden burgers genoemd.
In het centrum van de stad woonden de rijke burgers (rond de kerk, het stadhuis en in rijke koopmanshuizen).
In de middeleeuwse stad was het vaak vies. Er was nog geen riool. De uitwerpselen stroomden door een geul langs de weg naar het laagste punt buiten de stad.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Kijk mee...
Slide 16 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat de landbouwstedelijke samenleving is.
Uitleg
Door de toename van handel en ambachten groeiden de steden.
De landbouwsamenleving veranderde in een samenleving van landbouw én steden. Dit wordt een landbouwstedelijke samenleving genoemd.
Boeren verkochten hun producten en kochten producten van ambachtslieden en andersom. Boeren en burgers hadden elkaar nodig.
Geld werd een belangrijk ruilmiddel > ontstaan banken (letterlijke banken langs het marktplein).
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 17 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat centraal bestuur betekent en hoe dit in de Middeleeuwen geregeld was.
Uitleg
Edelen bouwden kastelen en huurden ridders. Edelen gaven rechten aan steden, bijvoorbeeld het recht om tol te heffen, wetten te maken of een stadsmuur te bouwen.
Graaf Floris V bouwde bijvoorbeeld de Ridderzaal in Den Haag.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Waar kennen jullie de Ridderzaal van?
Slide 18 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat centraal bestuur betekent en hoe dit in de Middeleeuwen geregeld was.
Uitleg
De koning was de belangrijkste edelman.
Rond 1300 nam de koning veel macht van de edelen weer terug.
De koning maakte wetten en liet de mensen belasting betalen.
De koning heerste over zijn gebied vanuit één plaats > centraal bestuur of centralisatie.
Een gebied onder één bestuur heet een staat.
Frankrijk en Engeland werden belangrijke staten in Europa.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 19 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.3 Stad en land in vroegere tijden
Leerdoelen
Je weet wat centraal bestuur betekent en hoe dit in de Middeleeuwen geregeld was.
Uitleg
De koning was de belangrijkste edelman.
Rond 1300 nam de koning veel macht van de edelen weer terug.
De koning maakte wetten en liet de mensen belasting betalen.
De koning heerste over zijn gebied vanuit één plaats > centraal bestuur of centralisatie.
Een gebied onder één bestuur heet een staat.
Frankrijk en Engeland werden belangrijke staten in Europa.
Tijd van steden en staten
1000 - 1500 nC
Slide 20 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe steden in Nederland zijn opgebouwd.
Je weet wat bevolkingsdichtheid is.
Je weet hoe verkeer in Nederland geregeld is.
Welke bekende Nederlandse stad zie je hier?
Slide 21 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe steden in Nederland zijn opgebouwd.
Uitleg
Oude historische kern of centrum > binnenstad.
Rond binnenstad kleine, goedkope huizen die dicht op elkaar staan.
Daar omheen flats en woonerven (gebouwd tussen 1960-1990).
Moderne nieuwbouwwijken > Vinex-wijken.
Luchtfoto Zoetermeer
Slide 22 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe steden in Nederland zijn opgebouwd.
Uitleg
Randstad = stedelijk gebied met groen gebied middenin.
Steden aan de rand > Rand-stad.
Groen in het midden > Groene Hart.
Door nieuwbouw dreigt het Groene Hart te verdwijnen.
Daarom Vinex-wijken aan rand van grote steden.
Welke vier grote steden liggen in de Randstad?
Slide 23 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet wat bevolkingsdichtheid is.
Uitleg
Hoe meer mensen in een gebied wonen, hoe drukker het is.
Veel mensen in een gebied, noem je dichtbevolkt.
Weinig mensen in een gebied noem je dunbevolkt.
Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners per km2.
Is de Randstad dun- of dichtbevolkt?
Slide 24 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe verkeer in Nederland geregeld is.
Uitleg
Forensen = mensen die heen en weer reizen tussen werk en woning.
Woon-werkverkeer = reizen tussen werk en woning.
Nederland en de Randstad zijn dichtbevolkt > veel woon-werkverkeer > veel files = rijen van langzaamrijdende en stilstaande auto's.
Problemen door files > mensen zijn veel tijd kwijt, transportproducten komen later aan en transportbedrijven kunnen minder ritten maken > dit kost allemaal geld.
Kijk mee... (Wat kost de files?)
Slide 25 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe verkeer in Nederland geregeld is.
Uitleg
Hoofdverbindingen = wegen die grote en belangrijke steden met elkaar verbindt.
Autosnelwegen
Spoorwegen
Waterwegen
Nederland verdient veel geld aan transport (= vervoeren producten) > hoofdverbindingen moeten goed zijn > maatregelen: wegen verbreden, nieuwe spoorlijnen (hogesnelheidslijn en Betuwelijn)
Denk ook aan de bereikbaarheid van luchthaven Schiphol en de zeehaven van Rotterdam.
Slide 26 - Diapositive
Hoofdstuk 6: Leven in de stad
6.4 Stad en land in onze tijd
Leerdoelen
Je weet hoe steden in Nederland zijn opgebouwd.
Je weet wat bevolkingsdichtheid is.
Je weet hoe verkeer in Nederlands geregeld is.
Controle leerdoelen?
Waarom worden Vinexwijken zelden tot nooit in het centrum van een stad gebouwd?
Waar of niet waar? Hoe meer mensen in een gebied, hoe dunnerbevolkt dat gebied is.