11.3 Zwangerschap

11.3 Zwangerschap
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

11.3 Zwangerschap

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Je leert:
hoe moeder en kind veranderen tijdens de zwangerschap
hoe het kindje in de baarmoeder leeft
welk effect schadelijke stoffen op het embryo heeft
hoe de bevalling gaat
hoe tweelingen ontstaan

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

havo blz. 18 - bron 9           

Slide 4 - Diapositive

9 maanden zwanger
Embryo
Foetus

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

1. Ontsluiting

Slide 8 - Diapositive

2. Uitdrijving

Slide 9 - Diapositive

3. Nageboorte

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Waar vindt de bevruchting plaats?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we het nieuwe kindje in de eerste 12 weken?
A
foetus
B
embryo

Slide 13 - Quiz

Wat is WAAR over een foetus?
A
de bloedvaten moeten nog ontstaan
B
de botten moeten nog ontstaan
C
de zintuigen moeten nog ontstaan
D
alles is er al, hij/zij hoeft alleen nog maar te groeien

Slide 14 - Quiz

Hoeveel navelstrengslagaders en navelstrengaders zitten er in de navelstreng?
A
1 slagader en 1 ader
B
1 slagader en 2 aders
C
2 slagaders en 1 ader
D
2 slagaders en 2 aders

Slide 15 - Quiz

Je ziet hier een schematische weergave van de navelstreng. 
WAAR en IN WELKE RICHTING gaat koolstofdioxide?
Sleep één goede pijl naar de goede plek. De andere pijl moet je laten staan.

Slide 16 - Question de remorquage

Welke orgaan of welke organen beschermen het kindje tegen schokken en stoten?
A
baarmoederwand met spierlaag
B
vruchtvliezen en vruchtwater
C
placenta
D
navelstrengader en navelstrengslagaders

Slide 17 - Quiz

Het bloed van de foetus en moeder is rechtstreeks met elkaar verbonden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Af en toe roken of alcohol drinken, kan tijdens de zwangerschap geen kwaad. Als je het maar niet veel doet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Goed of fout?
1. Een zwangere vrouw heeft geen eisprong en menstruatie
2. Een zwangere vrouw moet vaker naar de wc
A
1. goed 2. goed
B
1. goed 2. fout
C
1. fout 2. goed
D
1. fout 2. fout

Slide 20 - Quiz

Op welke manier liggen de kindjes in de buik?
gewone ligging
stuitligging
dwarsligging

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 22 - Quiz

Huiswerk TL

Van 11.1: opdr 22
Van 11.2: opdr 3 en 6
Van 11.3: 9, 11, 15 en 17
Huiswerk Havo

Van 11.1: opdr 20
Van 11.2: opdr 3 en 5
Van 11.3: opdr 10, 17 en 18

Slide 23 - Diapositive

Doelen van deze les
Je leert:
hoe een tweeling ontstaat

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 26 - Quiz

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een twee-eiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 27 - Quiz