Stijlfouten

Stijlfouten
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Stijlfouten

Slide 1 - Diapositive

Deze les
- Uitleg
- oefenen
- Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat een stijlfout is.

Aan het einde van deze les kun je de stijlfouten pleonasme, tautologie en contaminatie herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt (een onnodige herhaling).

Een pleonasme bestaat vaak uit een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord (verschillende woordsoorten).
VB: ronde bal, houten boomstam, aanwezige bezoekers, witte sneeuw

Slide 4 - Diapositive

Tautologie
Een tautologie bestaat uit twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen:

vrolijk en blij
vies en vunzig
voor altijd en eeuwig

Slide 5 - Diapositive

Wat is het
Pleonasme en tautologie zijn stijlfiguren: manieren om iets op een bijzondere manier te vertellen.

Doel: extra benadrukken of extra betekenis geven.

Slide 6 - Diapositive

Stijlfout
Op het moment dat je tautologie of pleonasme niet als stijlfiguur, maar onbewust verkeerd in een tekst verwerkt, spreek je van stijlfouten.

Bovendien moet ik morgen mijn huiswerk ook nog afmaken.
Wat zou het toch fijn zijn als er met Kerst een mooi pak witte sneeuw valt.

Slide 7 - Diapositive

Contaminatie
Een contaminatie is een verhaspeling van twee woorden of uitdrukkingen. Deze worden door elkaar gebruikt, waardoor een contaminatie ontstaat.

Bijv.
Je moet dat overnieuw doen!
            Je moet dat opnieuw doen. / Je moet dat over doen.
Het apparaat kost duur.
             Iets is duur of iets kost veel. 

Slide 8 - Diapositive

Hoe onthoud je het verschil?
Hoe kan je deze termen goed onthouden?
Plak er eenvoudig voorbeeld aan vast.
bv.
contaminatie: opnoteren
tautologie: voor altijd en eeuwig
pleonasme: groen gras

Slide 9 - Diapositive

Welke stijlfout is het?
1.Wij zijn blij en verheugd met de komst van onze dochter.
2.Dat zal vast en zeker een succes zijn!
3.Je moet deze opdracht overnieuw maken.
4.Het gebouw is van grijs beton.
5.Wij moeten de nadelen zorgvuldig intaxeren.
6.Het is niet altijd pais en vree bij ons thuis.
7.Op het werk is een nieuwe vrouwelijke typiste aangenomen.

Slide 10 - Diapositive

Welke stijlfout is het?
1. Tautologie
2. Tautologie
3. Contaminatie
4. Pleonasme
5. Contaminatie
6. Tautologie
7. Pleonasme

Slide 11 - Diapositive

Wat is een contaminatie?
A
Een foute combinatie van twee woorden/uitdrukkingen
B
De kleine lettertjes
C
Het gebruik van vaktaal
D
Iets wat je op twee manieren kunt uitleggen

Slide 12 - Quiz

Waar is dit woord een contaminatie van: irriteren aan
A
ergeren aan, irriteren aan
B
irriteren aan, ergeren
C
ergeren aan, irriteren
D
irriteren, ergeren

Slide 13 - Quiz

De oude bejaarde ging op donderdag een gezellig potje klaverjassen.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 14 - Quiz

Wij hopen in staat te zijn u volgende week te kunnen halen.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 15 - Quiz

Begrijpend lezen moet hij telkens overnieuw doen.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 16 - Quiz

Welke zin bevat geen tautologie?
A
Ik zou nooit ofte nimmer daaraan meedoen.
B
Vijf uur huiswerk maken per dag is de uiterste limiet.
C
Maar dat is echter niet waar.
D
Ik ben haast bijna op school.

Slide 17 - Quiz

Welke van de volgende zinnen bevat geen pleonasme?
A
De houten boomstam was zwaar.
B
De witte sneeuw was erg mooi.
C
Die gebeurtenis is het motorische moment van het boek.
D
De hete zon scheen op mijn lijf.

Slide 18 - Quiz

Misschien dat ze er wellicht nog mee bezig zijn.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 19 - Quiz

Voordat je gaat, moet je eerst even checken of je alles bij je hebt.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 20 - Quiz

Hij vertelde tegen mij dat hij een kat heeft gered.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 21 - Quiz