leestekens

Leestekens
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Leestekens

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

26. Leestekens. Welke zin heeft alle leestekens goed?
A
Ga jij smorgens nog naar vakwerktijd?
B
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd.
C
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd?
D
Ga jij s' morgens nog naar vakwerktijd?

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet

Slide 4 - Quiz

tot hier
Kloppen de leestekens?
A
We gaan het vandaag niet halen alles te bemesten, de tractor is kapot.
B
We gaan het vandaag niet halen alles te bemesten de tractor is kapot.
C
We gaan het vandaag niet halen alles te bemesten; de tractor is kapot.
D
We gaan het vandaag niet halen alles te bemesten: de tractor is kapot.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

kom gauw jeroen zit in de kantine
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
HOOFD-
LETTER
.
.
?
?
!
!
,
,

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
De leerling zegt            Dit is een leuke les
'
'
,
!
:
.

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kloppen de leestekens?
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kloppen de leestekens?
A
Rosie zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Rosie zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Rosie zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Rosie zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kloppen de leestekens?
A
Harm zei: "Doe dat nooit weer!"
B
Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
C
Harm zei: "doe dat nooit weer! "
D
Harm zei, "Doe dat nooit weer!"

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe gebruik je leestekens?
A
Jasper zei:¨ Overmorgen ben ik jarig!´
B
Danique vroeg: wanneer ben jij jarig?
C
Elena zei ¨ik heb zin in het weekend!¨
D
Naomi zei: ik heb geen zin in huiswerk.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions