Nederlands Hst 2 Hoofdletters

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Samengestelde zin
Enkelvoudige zin
Vandaag leer ik over samengestelde zinnen.
Ik ga naar school, omdat ik slim wil worden.
Ik kan een moeilijke en lange samengestelde zin herkennen.
Deze stof vind ik makkelijk en ik hoef niet veel te leren.

Slide 3 - Question de remorquage

Vragen over huiswerk??
We hebben geen nakijkboek
Welke opdrachten willen jullie dat er besproken worden?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci

Slide 10 - Quiz

Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter
Geen hoofdletter
Aan het begin van de zin.
Dagen
Seizoenen
Namen
Maanden
Aardrijkskundige namen
Windstreken
Tussenvoegsels

Slide 13 - Question de remorquage

Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen

Slide 14 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 15 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 16 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 17 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
B
John van Leeuwen
C
john van Leeuwen
D
John Van leeuwen

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Betty wil jij de was ophangen?
B
Betty, wil jij de was ophangen?
C
Betty wil jij, de was ophangen?
D
Betty, wil jij, de was ophangen?

Slide 19 - Quiz

leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
komma's, dubbele punt, aanhalingstekens
D
A,B en C zijn juist

Slide 20 - Quiz

Leestekens: een zin eindigt met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 21 - Quiz

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
punt
vraagteken
uitroepteken
komma

Slide 22 - Question de remorquage

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 23 - Quiz

1. Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school."
C
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school"
D
Sanne zegt "Mijn fiets staat nog op school."

Slide 24 - Quiz

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 25 - Question de remorquage

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 26 - Question de remorquage

timer
20:00
taalverzorging
hoofdletters en leestekens
Maak 
Alle opdrachten

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive