5. Temperatuur

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

4. Temperatuur

Pak je boek, pen en iPad op tafel.

iPad in de LessonUp. Telefoon is in de kluis.

Startvraag: wat voor practicum hebben jullie voor de vakantie gedaan?

In welke fase zijn de moleculen het verst uit elkaar?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas

Hoe noem je de faseovergang van vloeibaar naar gasvormig?

1. Condenseren
2. Verdampen
3. Sublimeren
4. Stollen

Bij welke luchtdruk is de kans op neerslag groter?

1. Lage luchtdruk
2. Hoge luchtdruk

Je kan luchtdruk meten met een...

1. Manometer
2. Thermometer
3. Luchmeter
4. Barometer

Dit gaan we leren:

Je kan uitleggen hoe verschillende soorten thermometers werken.

Je kan uitleggen het verband is tussen gasdruk en temperatuur.

Je kan uitleggen wat we bedoelen met het 'absolute nulpunt'.

Meest bekende soort: de vloeistofthermometer.

Onderin een reservoir waar een vloeistof in zit, en daarboven een stijgbuis waarin de vloeistof kan stijgen en dalen.

Denk aan wat we hebben geleerd over het deeltjesmodel.

Op welke manier werkt zo'n thermometer dan?

Als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen in de vloeistof meer bewegen. Daardoor neemt de vloeistof meer ruimte in.

Meer beweging = stijging

Minder beweging = daling

Hogere temperatuur

-> Meer beweging moleculen

-> Meer botsingen tegen wanden

-> Hogere gasdruk

En wat als moleculen helemaal niet meer bewegen?

Dan hebben we het absolute nulpunt bereikt, maar feitelijk bestaat dit niet.

Wij meten in Celsius, maar je kan ook met de schaal van Kelvin temperatuur meten.

0 op de schaal van Kelvin is het absolute nulpunt, en ongeveer

−273 °C.

Hoe warm is kamertemperatuur (20°C) in Kelvin?

Als het goed is hebben we geleerd:

- Op welke manier een thermometer kan aangeven hoe warm of koud het is

- Wat het verband is tussen gasdruk en temperatuur

- Wat het absolute nulpunt is

- Wat de schaal van Kelvin is

Aan de slag!

Maak: paragraaf 2.3, opdracht 1 t/m 5, 7, 8.

Gebruik de theorie bij de opdrachten.

Met wie: je mag rustig overleggen met je buur.

Hoe lang: tot einde les.

Klaar? Werk alvast aan paragraaf 2.4, opdracht 1 t/m 6.