V2 week 11, dinsdag

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Welcome class V2A

Lesson goals for today:

- Homework check

- learning to use 'If-sentences' (Grammar 17)

- learning to use modals: should, must, have to (Grammar 18)

- learning to talk about wishes and desires (Stone 17)

- asking for and giving advice (Stone 18)

                                                          

                                                                    

Homework:

- leer alle vocab van theme 6

- leer de grammar van theme 6

-> let's check

LET OP! donderdag SO

unlikely situations: if-sentences

• Iets dat niet waarschijnlijk is / niet zo snel zal gebeuren
• In het Engels gebruik je dan een 'if-sentence'.
• Die heeft een bijzin + hoofdzin.
• In de bijzin staat de voorwaarde: If we had time, ...
• In de hoofdzin staat het gevolg: ... we would visit LA
• LET OP: deze twee kunnen omwisselen! We would visit LA, if we had time.

Grammar 17, p. 93

• If-sentences: bijzin + hoofdzin
• BIJZIN: if + past simple : If I went to America
• HOOFDZIN: would (not) + infinitief: I would travel a lot
• If he loved her, he would prove it to her.
•  LET OP: 'were' bij he/she/it in bijzin:
• If she were honest, she would tell me the truth. 

Wat is een bijzin?

Wat is een hoofdzin?

Wat is de hoofdzin in 'If I were you, I would do what she says'?

Wat is de hoofdzin in 'I would go to Spain if I had any money'.

Wat is de bijzin in 'If you were honest, I would believe you'

Wat is de bijzin in 'I would never do that, if I promised you not to.'

Finish the sentence with 'if':
................., I would never go to New York.

Finish the sentence:
' If I saw her now, ......................

Exercise 25, p. 39 

Choose the correct alternative

Let's check!

Exercise 25, 1
If I were in New York, I __________ the Statue of Liberty

1. visited
2. would visit

Exercise 25, 2
If I had the chance, I _________ to Washington DC

1. went
2. would go

Exercise 25, 3
If the President were in the White House, my brother _______ for an autograph.

1. asked
2. would ask

Exercise 25, 4
If my father had to take route 66, he _______ a motorcycle.

1. rented
2. would rent

Exercise 25, 5
My parents would travel to the US if they __________ enough time.

1. had
2. would have

Exercise 25, 6
If I were in New York, I __________ the Statue of Liberty

1. visited
2. would visit

Exercise 25, 7
If they won / would win the lottery, they...

Exercise 25, 8
Jessie and I went / would go to America if we ....

Modal verbs (hulpwerkwoorden)

- ze zijn altijd samen met een ander werkwoord: should go

- er staat altijd een infinitief achter: must take

- je kan er geen 'to' voor zetten: You have to bring ...

-gebruik je bij: zekerheid of suggestie uitdrukken

-Should (not)/ shouldn't: iets zou (niet) moeten volgens jou

- Must (not) / mustn't: iets moet van jou

- (doesn't/don't) have to: iets moet (niet) van iemand anders

Maak nu zelf een zin met een modal verb:

Study: 

- Grammar 18: Modals (= hulpwerkwoorden): should, must & have to

(p. 93 text book)

- Stone 18:  Asking for and giving advice

(p. 92 text book)

To do: exercises 27 & 28, p. 40