Mens en Zorg oefentoets tussendoor

Voorbereiden op examen Mens en Zorg
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiden op examen Mens en Zorg

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Wat hoort bij wat? 
Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 2 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Objectief
Subjectief
timer
0:30
Bloeddruk
Waarnemingen
Weegschaal
Vooroordelen
Individuele gevoelens
Feiten
Mooi
Urineproductie

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor
'inlevingsvermogen' is
A
empathie
B
antipathie
C
sympathie
D
ironie

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent ergonomie?
A
Tillen
B
goed door de knieën zaken tijdens het tillen
C
verstandig met je lichaam omgaan tijdens je werk, zodat je gezond blijft
D
goed bukken bij het tillen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke activiteit zal geschikt zijn voor iemand die de ziekte van Parkinson heeft?
A
judo
B
spinning
C
fit-/zitgym
D
aerobics

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk doel van de dagbesteding is een doel voor ouderen, maar geen doel voor volwassenen?
A
Contacten opdoen
B
Verminderen van eenzaamheid
C
Opvang bieden
D
Structuur in de dag brengen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan de dagbesteding aanbieden om de fijne motoriek te stimuleren?
A
breien
B
dansen
C
quiz
D
wandelen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dagbesteding is belangrijk omdat .....
A
de oudere dan zelfredzaam wordt
B
de oudere dan medicijnen krijgt
C
de mantelzorger dan ontlast wordt
D
de oudere dan verzorgd kan worden

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurd er als je incontinent bent?
A
Je moet overgeven
B
Je verliest urine en/of ontlasting
C
Je komt niet van dit continent ( Europa)
D
Je hebt een eetprobleem

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Obesitas = ?
A
overgewicht
B
mollig zijn
C
ondergewicht
D
gewicht en lengte kloppen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de bekendste vorm van dementie?
A
Ziekte van Parkinson
B
Lewy body dementie
C
Ziekte van Alzheimer
D
Vasculaire dementie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De heer Janssen weet vaak niet meer waar hij is of welke dag het is. Hij heeft moeite met aankleden. Hij heeft waarschijnlijk.....
A
Beroerte
B
dementie
C
Epilepsie
D
ziekte van Parkinson

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een ander woord voor CVA
A
Hartinfarct
B
Beroerte
C
Longontsteking
D
Ziekte van Parkinson

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voordeel van E-Health is onder andere
A
Patiënten kunnen zelf een stukje zorg overnemen
B
De zorg kan gegeven worden aan mensen die dit zelf kunnen
C
De zorgverlener krijgt meer inzicht en informatie
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent BMI?
A
Body Mass Index
B
Body Method Index
C
Body Mass Intention
D
Body Method Intention

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bereken je de BMI?
A
zoek op in een schema
B
gewicht delen door lengte x lengte
C
lengte delen door gewicht x gewicht

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand met obesitas heeft een BMI
A
tussen 30 en 35
B
tussen 20 en 25
C
tussen 15 en 20
D
tussen 10 en 15

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het doel van ergonomie is om zoveel mogelijk ...................... klachten te voorkomen
A
psychische
B
lichamelijke
C
geestelijke
D
sociale

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij wilt Sarina zo goed mogelijk helpen. om te weten welke hulp ze nodig heeft, kijk jij in .......


A
het zorgdossier
B
de regels en richtlijnen
C
het protocol

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het zorgdossier van meneer Berendsen is gerapporteerd dat meneer een sta-op-stoel in de woonkamer heeft staan. Ook beschikt hij over een rollator.
Minke werkt als helpende. Ze komt voor het eerst bij meneer Berendsen thuis en moet meneer Berendsen uit de sta-op-stoel in bed helpen.

Wat moet Minke als eerste doen?

A
het zorgdossier van meneer Berendsen lezen
B
Meneer Berendsen de rollator aangeven
C
Meneer Berendse ondersteunen bij het opstaan uit de stoel
D
Meneer Berendsen vertellen hoe ze hem gaat helpen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar heeft dit mee te maken?
A
hygiëne
B
privacy
C
ergonomie
D
beroepsvaardigheden

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is zorgtechnologie belangrijk?
A
Zo kan de zorgvrager langer zelfstandig blijven wonen.
B
Zo blijft de zorg betaalbaar.
C
A en B zijn beide juist.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staat hier een TGT of THT op?
A
TGT
B
THT

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staat hier een TGT of THT op?
A
TGT
B
THT

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Moet hier een TGT of THT op staan?
A
TGT
B
THT

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staat op dit product een TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In rauw vlees kan een bacterie zitten die erg veel voorkomt. Je kunt er voedselinfectie van krijgen. Hoe heet deze bacterie?
A
influenzabacterie
B
MRSA-bacterie
C
salmonellabacterie
D
streptokokbacterie

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes is....
A
Een ander woord voor overgewicht. Je hebt dat te weinig spieren en teveel vetmassa
B
Ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt dan TE VEEL insuline aan.
C
Een orgaan dat insuline aanmaakt. Het heet ook wel de alvleesklier
D
Wordt ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt te weinig of geen insuline aan.

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hart- en vaatziekten is een verzamelnaam, wat hoort er niet bij?
A
Hartinfarct
B
CVA
C
Cholesterol
D
Kanker

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je levensstijl bepaalt of jij een hoog risico loopt om hart- en vaatziekten te krijgen. Ook je eetgedrag hoort hierbij.Welke eetgewoonten verhogen het risico op hart- en vaatziekten?
A
veel groenten eten
B
veel dierlijke vetten eten
C
veel plantaardige vetten eten
D
veel fruit eten

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zorgtechnologie
A
techniek die wordt ingezet om de kwaliteit te verzwaren
B
techniek die wordt ingezet om de kwaliteit te verbeteren
C
techniek alleen voor jongeren in de zorg
D
techniek alleen voor ouderen in de zorg

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is ADL?
A
Algemeen Dagelijkse Lichaamsverzorging
B
Algemeen Dagelijkse levensverrichtingen
C
Activiteiten Dagelijks Leven
D
Algemeen Dagelijkse Leefactiviteiten

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een ADL hulpmiddel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Dit helpt je met de alledaagse verrichtingen
Wat is een juist voorbeeld van een ADL hulpmiddel?
A
aangepast bestek
B
handdoek
C
knopenhaak
D
wasmand

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In voedsel kunnen micro-organismen zitten die giftige stoffen aanmaken. Wat kun je krijgen als je die op eet?
A
Voedselallergie
B
Voedselinfectie
C
Voedselintolerantie
D
Voedselvergiftiging

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions