H2 havo 3 H3B 9 dec 2021

      Chapitre 2
Hors de prix
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

      Chapitre 2
Hors de prix

Slide 1 - Diapositive

Sur la table....
* TES LIVRES: Livre de textes et livre d'exercice A

* TON CAHIER
* TA TROUSSE

*TON ORDINATEUR

Slide 2 - Diapositive

Planning d'aujourd'hui
* Grammatica C         : page 24  nakijken 
* D                              : page 61 opdracht 18
* G                              : page 27  opdracht 26

Livre de textes          : page 24
Livre d'exercices       : page 56

  




Slide 3 - Diapositive

Résumé
L'argent: mon petit budget!
Alsace
L'argent de poche
meewerkend voorwerp
le verbe: venir
décrire un object / couleur
le passé composé


Slide 4 - Diapositive

On va corriger!

Slide 5 - Diapositive

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  24

Livre d'exercices A
page 56





Slide 6 - Diapositive

Prends ton ordinateur!
Cherche LessonUp!

Slide 7 - Diapositive

Schrijf alle vormen van het meewerkend voorwerp in het Frans

Slide 8 - Carte mentale

Welke 7 Franse werkwoorden krijgen vaak het voorzetsel: à

Slide 9 - Carte mentale

Het meewerkend voorwerp
Voorbeelden meewerkend voorwerp.

In de zinnen hieronder is het meewerkend voorwerp rood.

Ik geef mijn broer een cadeau.    Je donne un cadeau à mon frère.
Ik geef hem een cadeau.             Je lui donne un cadeau.
Ik geef aan hem een cadeau.      Je lui donne un cadeau.

Slide 10 - Diapositive

Het meewerkend voorwerp
In het Frans is er een vaste woordvolgorde:
Onderwerp -  lijdend voorwerp - gezegde (rest van de zin)

Ik geef hem een cadeau.                Je lui donne un cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.   Je lui ai donné un cadeau.
Let op!!
Ik ga hem een cadeau geven.         Je vais lui donner un cadeau.
Ik geef hem geen cadeau.               Je ne lui donne pas de cadeau.

Slide 11 - Diapositive

Welke zin is juist vertaald?:
Ik geef het boek aan de jongen.
A
Je donne le livre au garçon.
B
Je donne le portable au garçon.

Slide 12 - Quiz

Welke vertaling is juist?
Ik geef hem het boek.
(denk aan de vorige vraag: hem = de jongen)
A
Je le donne le livre.
B
Je lui donne le livre.

Slide 13 - Quiz

Vertaal de volgende 2 zinnen in het Frans:
Hij belt met het meisje.
Hij belt haar.

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal de volgende 2 zinnen in het Frans:
Wij zoeken de brief voor de broer.
Wij zoeken de brief voor hem.

Slide 15 - Question ouverte

Welke zin is juist vertaald?:
Jij gaat de brief voor hem zoeken.
(hem = de broer)
A
Nous allons lui chercher la lettre.
B
Nous lui allons chercher la lettre.

Slide 16 - Quiz

Het meewerkend voorwerp
Vind je het lastig! Doe de volgende stappencheck:
* Staat er maar 1 werkwoord in de zin? Dan:  o  - mv  - ww
* Staan er twee werkwoorden in de zin dan: 
* In welke tijd staat de zin?  
1. Passé composé dan:  o -  mw - hulpww - vd
Ik heb hem een cadeau gegeven.   Je lui ai donné un cadeau.
2. Présent dan: o - ww - mw - hele ww
Ik ga hem een cadeau geven.         Je vais lui donner un cadeau.
Ik geef hem geen cadeau.               Je ne lui donne pas de cadeau.

Slide 17 - Diapositive

In welke zin staat het meewerkend voorwerp op de juiste plek?
A
Ils vont leur offrir un cadeau.
B
Ils leur vont offrir un cadeau.

Slide 18 - Quiz

In welke zin staat het meewerkend voorwerp op de juiste plek?
A
Tu nous vas demander de l'argent.
B
Tu vas nous demander de l'argent.

Slide 19 - Quiz

In welke zin staat het meewerkend voorwerp op de juiste plek?
A
Tu nous as demandé de l'argent.
B
Tu as nous demandé de l'argent.

Slide 20 - Quiz

In welke zin staat het meewerkend voorwerp op de juiste plek?
A
Ils ont leur donné un cadeau.
B
Ils leur ont donné un cadeau.

Slide 21 - Quiz

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  26

Livre d'exercices A
page 61





Slide 22 - Diapositive

Au travail
Wat          : Maak opdracht D: 18 van blz. 61 wb  (zie blz. 24 tekstboek)
Hoe          : Geef antwoord op het berichtje. Beantwoord alle vragen.
Wie          :  In stilte
Tijd           :  8 minuten
Klaar        : Maak opdracht G: 26 van blz. 66 en 67 wb (zie blz. 27 tb)
Resultaat : Samen bespreken.


Slide 23 - Diapositive

Les devoirs:
So hoofdstuk 2: A B C D

Slide 24 - Diapositive

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 25 - Diapositive

Un hobby!
Combien ça coûte?
Est-ce que c'est cher, un hobby?

Faire du shopping
Faire du sport
Faire de la photografie
Faire de la musique
Faire de la danse


Slide 26 - Diapositive