2AHA+2HA - 27/1 - imparfait - chapitre 3 - les 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

• Start in Teams
• Grammatica - bron C

Mercredi

27

janvier

Doelen: aan het einde van deze les heb je kennisgemaakt met de imparfait en heb je met deze vervoeging geoefend.

Instructie

Je hebt blz. 42 van je tekstboek gelezen. Dit gaat over de imparfait. In deze les ga je daar meer over leren en ermee oefenen.

Imparfait

De volgende dia's gaan over de imparfait bij Franse regelmatige werkwoorden

Stappenplan

Om een werkwoord in de imparfait te zetten moet je een aantal stappen doorlopen. De volgende dia's gaan over deze stappen.

Stap 1

Zet het werkwoord in de nous-vorm. Bij de regelmatige werkwoorden doe je dit door de stam te zoeken en ER eraf te halen.

Voorbeeld : Werkwoord = regarder

stam = regard (dus min ER)

Bij de onregelmatige werkwoorden gaat dit niet, deze moet je leren. 

avoir = avons (hier kun je niet ER af halen)

Stap 2

Haal -ONS van het werkwoord af.

Werkwoord =  regarder

stap 1: nous vorm zoeken = regardons

stap 2: -ons eraf                    = regard

Stap 3

Zet de juiste uitgang van de imparfait erachter

Werkwoord =  regarder

stap 1: nous vorm zoeken = regardons

stap 2: -ons eraf                    = regard

stap 3: Juiste uitgang erachter

Uitgangen:

je                     + ais

tu                    + ais

il/elle/on        + ait

nous               + ions

vous                + iez

ils/elles           + aient

DUS....

Zet de juiste uitgang van de imparfait erachter

Werkwoord =  regarder

stap 1: nous vorm zoeken = regardons

stap 2: -ons eraf                    = regard

stap 3: Juiste uitgang erachter

Je regardais

Nous regardions

Uitgangen:

je                     + ais

tu                    + ais

il/elle/on        + ait

nous               + ions

vous                + iez

ils/elles           + aient

Om de imparfait te kunnen maken nemen we eerst een vorm van het werkwoord in de présent. Welke vorm?

1. De tu-vorm
2. De vous-vorm
3. De nous-vorm
4. De je-vorm

Vous

Tu

Nous

Il/elle/on

Ils/elles

Je/J'

stam + ait

stam + iez

stam + ais

stam + aient

stam + ions

stam + ais

Oefenen

We gaan nu verder oefenen met de imparfait. 

Lees de volgende vragen goed en kies het juiste antwoord.

Welke zin staat in de impafait?

1. Il avait deux pommes.
2. Il a deux pommes.
3. Il a eu deux pommes.

Welke zin staat in de impafait?

1. Nous donnons une fête.
2. Nous avons donné une fête.
3. Nous donnais une fête.

Welke zin staat in de impafait?

1. Marie achète une jupe.
2. Marie achetais une jupe.
3. Marie a acheté une jupe.

Welke zin staat in de impafait?

1. Elles travaillaient beaucoup.
2. Elles ont travaillé beaucoup.
3. Elles travaillent beaucoup.

Zet in de imparfait:
Tu (regarder)....

Zet in de imparfait:
Nous (habiter)....

Zet in de imparfait:
Vous (avoir)....

Zet in de imparfait:
Je (parler)....

Zet in de imparfait:
Ils (aimer)....

Uitzondering!

Het werkwoord Être is een uitzondering! Deze heeft een vaste vorm: ét....+ uitgang

Dus: tu étais

Zet in de imparfait:
Il (être)....

Zet in de imparfait:
Nous (être)....

Zet in de imparfait:
Ils (être)....

Verder oefenen

Ga naar www.verbuga.eu

Tijd: imparfait

Werkwoorden: 

- aimer                - être

- aller                   - faire

- chercher          - aller

- donner              - regarder

HUISWERK

Herhaal de imparfait we gaan de volgende les verder oefenen.

Bien fait!