schrijfregels 3 + 4 (opdr 36 tm 40)

schrijfregels
Schrijfregel 3
'Maak hele zinnen.'

schrijfregel 4 
'Spreek je publiek op een goede manier aan'. 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

schrijfregels
Schrijfregel 3
'Maak hele zinnen.'

schrijfregel 4 
'Spreek je publiek op een goede manier aan'. 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les
- kun je hele zinnen maken.
- kun je je publiek op een goede manier aanspreken. 

Slide 2 - Diapositive

herhaling: schrijfregel 1 en 2
Gebruik van hoofdletters 
- Begin elke zin met een hoofdletter.
- Schrijf namen met hoofdletters.
Gebruik van leestekens
- Zet achter een gewone zin een punt.
- Zet achter vragende zinnen een vraagteken.
- Zet achter een uitroep een uitroepteken.

Slide 3 - Diapositive

schrijfregel 3
Maak hele zinnen
- Maak hele zinnen. Gebruik in elke zin een onderwerp (wie / wat doet het) en een persoonsvorm (wat gebeurt er > een werkwoord)


Slide 4 - Diapositive

Waarom is dit belangrijk?
Omdat anders je zinnen niet goed zijn.
Kijk maar:
Zin zonder persoonsvorm:
Volgende week tennissen?
moet zijn:
Ga je volgende week met mij tennissen? 

Slide 5 - Diapositive

Verbeter de zin. Schrijf de hele zin op.

gaat morgen naar de dokter.

Slide 6 - Question ouverte

Verbeter de zin. Schrijf de hele zin op.

heb al mijn beltegoed opgemaakt.

Slide 7 - Question ouverte

schrijfregel 4 
Spreek je publiek op een goede manier aan.
Bij vrienden en bekenden hoef je niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt. Je gebruikt dan 
informele taal
bijvoorbeeld tegen een vriend kun je zeggen:
'Jij mag mijn telefoon wel even lenen.'

Slide 8 - Diapositive

schrijfregel 4 
Spreek je publiek op een goede manier aan.
Bij volwassenen en onbekenden moet je wel goed nadenken. Je gebruikt woorden die passen bij jouw publiek en je blijft altijd beleefd. Je gebruikt dan 
formele taal
bijvoorbeeld tegen een docent kun je zeggen:
'Kunt u mij even helpen?'

Slide 9 - Diapositive

Je vraagt aan je moeder of je nog even mag opblijven.
A
formele taal
B
informele taal

Slide 10 - Quiz

In de stad vraag je een onbekende of hij de weg naar de bioscoop weet.
A
formele taal
B
informele taal

Slide 11 - Quiz

Je bespreekt met je vriendin wat jullie morgen samen gaan doen.
A
formele taal
B
informele taal

Slide 12 - Quiz

'Mag ik u iets vragen?'
A
formele taal
B
informele taal

Slide 13 - Quiz

Ik kom morgen naar jou toe, als ik niet megaveel huiswerk heb.
A
formele taal
B
informele taal

Slide 14 - Quiz

Weet u hoe laat het is?
A
formele taal
B
informele taal

Slide 15 - Quiz

Huiswerk

Maak opdracht 36 tm 40
blz 100 tm 102

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive