Keuzecarrousel les 2

Keuzecarrousel les 2
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Keuzecarrousel les 2

Slide 1 - Diapositive

Genre
Het soort verhaal noem je een genre
Voorbeelden:
Detective, doktersverhaal, horror, historische roman, humor, oorlogsroman, psychologische roman, romantisch, science-fiction, sociaal-politiek verhaal, thriller, waargebeurd verhaal, western, feelgood

Slide 2 - Diapositive

Onderwerp/ thema 
Onderwerp:
het onderwerp kan je in 1 woord aangeven. Bijvoorbeeld: liefde, vriendschap, oorlog.
Thema:
  • Breder dan het onderwerp 
  • Wat maakt de hoofdpersoon mee?
  • 1 zin (de kortste samenvatting van het verhaal)

Slide 3 - Diapositive

Personages
Hoofdpersoon - bijpersoon
Verhoudingen tussen personages?

Personages beschrijven:
Innerlijk, uiterlijk, leeftijd, gender, gedrag, ontwikkeling, etc.

Slide 4 - Diapositive

Perspectieven: verteller
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?

Ik-verteller: je weet alleen wat de 'ik' denkt en voelt
Personale verteller: je krijgt alleen inzicht in de gedachten en
gevoelens van de hoofdpersoon
Alwetende verteller: je hebt inzicht in meerdere personages,  terwijl deze verteller zelf geen rol speelt in het verhaal

Slide 5 - Diapositive

Perspectief
  • Ik-perspectief
  • Hij/zij-perspectief 
  • Alwetend perspectief 
  • Wisselend perspectief

Wie vertelt het verhaal?

Slide 6 - Diapositive

Ik-perspectief 
Hij/zij-perspectief 
Alwetend perspectief 
Wisselend perspectief 
Je weet niet wie het verhaal vertelt, het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven. 
Meerdere personen krijgen het woord. Verteller is onderdeel van het verhaal. 
De verteller staat boven het verhaal, hij doet niet mee. Je leest de beleving vanuit meerdere personages. 
Je leest mee vanuit de hoofdpersoon. Je leest over zijn/haar gedachten en gevoelens. 

Slide 7 - Question de remorquage

Tijd
  • In welke (historische tijd) speelt het verhaal?
  • Chronologisch of niet? Tijdsprongen? (flashback of flashforward)
  • Voorbeelden: de Tweede Wereldoorlog, een mensenleven,  een dag, Frankrijk in de 18e eeuw etc. 

Slide 8 - Diapositive

Ruimte
  • Waar speelt het verhaal zich af?
  • Bijvoorbeeld in een huis
Restaurant 
Park
School
Kamer
Etc. 

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 1 
Je schrijft de eerste drie zinnen van een verhaal dat gaat over:
een tuinkabouter die opgesloten zit op de wc in een vrachtschip. 

Je geeft na drie zinnen je verhaal door.  de volgende persoon schrijft ook weer drie zinnen enz.  

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2
neem deze zinnen over:
De sloopkogel zoeft door de lucht en staat op het punt een rijtje huizen tegen de grond te slaan. Hij staat erbij te kijken. In een shirt met korte mouwen. Buiten vriest het -15 graden. De koudste dag sinds mensenheugenis. 

Slide 11 - Diapositive

Brainstormen groepsverhaal
  • Wat wordt het thema?
  • Wat is het onderwerp?
  • hoofdpersonen
  • bijfiguren
  • perspectief 
  • tijd en ruimte 

Slide 12 - Diapositive