Clase corona 3 (6/01)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Samenvatting voor SO cap 6

• Woordjes 6.1, 6.2, 6.3 NL-SP
• Roze werkwoordenblad 25 t/m 35 SP-NL
• Futuro ( IR + A+ heel ww)
• Regelmatige ww vervoegen ( AR , ER, IR)
• Onregelmatige ww vervoegen ( SER, ESTAR, GUSTAR, TENER én WW met klankveranderingen in de stam)
• Wederkerende ww vervoegen ( LLAMARSE, LEVANTARSE etc, maar ook zulke WW met klankverandering zoals ACOSTARSE) 

Huiswerk nakijken: ej. 20-25

Ejercicio 22:

1. Se encuentran 

2. Se llama 

3. Se despierta 

4. Se cepilla / se peina 

4. Se pone 

5. -

6. Se ducha 

6. Se acuesta 

Ejercicio 23:

1. (encontrarse = ontmoeten)

2. (llamarse = heten)

3. (despertarse = wakker worden)

4. (cepillarse los dientes = tanden poetsen)/(peinarse = haar kammen)

4. (ponerse = aantrekken)

5. -

6. (ducharse = douchen)

7. (acostarse = gaan slapen)

Ejercicio 24:

1. Nos levantamos

2. Se duchan

3. Nos vestimos

4. Se pone / me pongo

5. Salimos

6. Se aburren

7. Nos divertimos

Ejercicio 25:

1. Me voy a levantar / Voy a levantarme.

2. Te vas a vestir / Vas a vestirte.

3. Nos vamos a divertir / Vamos a divertirnos.

4. Se va a acostar / Va a acostarse.

5. Se van a aburrir / Van a aburrirse.

6. Me tengo que vestir / Tengo que vestirme.

7. Te tienes que cepillar los dientes / Tienes que cepillarte los dientes.

8. Nos tenemos que despertar a las siete / Tenemos que despertarnos a las siete.

9. Se tiene que peinar / Tiene que peinarse. 

Sluiten
betekent in het Spaans....

1. salir
2. cerrar (ie)
3. pedir(i)
4. abrir

Zetten/leggen
betekent in het Spaans....

1. conocer
2. pensar (ie)
3. poner
4. ver

Terugkomen,
betekent in het Spaans....

1. dormir (ue)
2. dar
3. volver (ue)
4. preferir (ie)

zich herinneren
betekent in het Spaans

1. probar (ue)
2. recordar (ue)
3. sentir (ie)
4. dormir (ue)

doen/ maken
betekent in het Spaans

1. ver
2. entender (ie)
3. comenzar (ie)
4. hacer

vertalen
betekent in het Spaans

1. traducir
2. salir
3. poner
4. conocer

herhalen
betekent in het Spaans

1. repetir (i)
2. jugar (ue)
3. encontrar
4. decir (i)

Samenvatting voor SO cap 6

Zelf aan de slag: 

1. Neem nog een keer je taaltaak door en corrigeer je fouten (in classroom)

2. Ga aan de slag met de extra opdracht over de Presente Perfecto in classroom (huiswerk)

Morgen: 

Oefen so cap 6

+

Volgende week woensdag 13/01:

- Maak: extra oefening Presente Perfecto (in classroom maken)

- Leer: voca 6.1, 6.2, 6.3 (NL-SP) + roze ww blad 25-45 (SP-NL)

HUISWERK

¡Mucha suerte!; veel succes!